Vechtplassen

Vissen, skeeleren, trimmen, wandelen, fietsen, paardrijden of op survival gaan; het kan allemaal in dit mooie gebied.

Onder deze regio vallen Maartensdijk, Hollandsche Rading, Westbroek, Groenekan (gem. De Bilt), Maarsseveen, Oud-Maarsseveen en Tienhoven (gem. Stichtse Vecht).

Het heeft bijna 500 jaar geduurd voordat het gebied tussen de Vecht en het Gooi volledig ontgonnen was. Dit gebeurde tussen 1000 en 1600. Bijzonder aan deze ontginningen is dat er als resultaat percelen zijn ontstaan van zeven tot twaalf kilometer.

In de 17de en 18de eeuw werd er steeds meer turf gewonnen in de Vechtplassen door de grote vraag naar brandstof in Amsterdam. Hierdoor ontstonden in het midden van de 18de eeuw grote veenplassen bij Loosdrecht en Ankeveen. Men probeerde de grond te verhogen met Amsterdams huisvuil maar dit was tevergeefs. In 1790 werd het daarom verboden door de Staten van Utrecht om nog turf te winnen in Westbroek.

Om het turf te kunnen vervoeren van Utrecht naar Amsterdam waren verschillende vaarwegen aangelegd die via sluizen in verbinding stonden met de Vecht.

In het laatste kwart van de 18de eeuw werden kloosterboerderijen of uithoven, zoals die van Oostbroek omgebouwd tot buitenplaatsen met grote parkbossen. Deze buitenplaatsen waren de opmaat tot het ontstaan van de Stichtse Lustwarande op de Utrechtse Heuvelrug.

Tussen 1959 en 1966 werd de wijk Overvecht gebouwd op een opgespoten zandvlakte. Hiervoor werd veel zand gewonnen in de buurt. Daardoor ontstonden in 1969 de Maarsseveensche Plassen. Deze plassen trekken tegenwoordig erg veel recreatie aan. 

Bron

Recreatie Midden Nederland over de Maarsseveense plassen.

Roland Blijdenstijn (2005). Tastbare Tijd, cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht - Provincie Utrecht.