Utrechtse kastelen en buitenplaatsen
Kastelen en buitenplaatsen spreken tot de verbeelding door hun vaak mooie ligging, elegante gebouwen, romantische tuinen en sfeer van macht, roem en rijkdom. Een ideale bestemming voor een wandeltocht of bezoek. Met liefst 283 stuks is Utrecht de provincie met de meeste buitenplaatsen, met name gelegen langs de Vecht en op de Utrechtse Heuvelrug.
Vanaf de 17de eeuw trokken de welgestelde burgers naar buiten: de nieuwe elite van vermogende Amsterdamse ondernemers en bestuurders ontvluchtte in de zomer de stinkende stad met zijn open riolen. Misschien huurden zij aanvankelijk een 'herenkamer' in een boerderij, of kochten zij een boerderij en breidden die uit tot luxe zomerverblijf. Ook een herberg, een oud kasteel of klooster - of de ruïne ervan - kon een goed begin zijn. Later bouwden zij echter ware lusthoven, met paradijselijke tuinen omringd.
Bouwgolf
De ligging van het huis aan vaarwater was belangrijk; de trekschuit was immers het vervoer van die dagen. Ook de Vechtstreek was zo goed bereikbaar. In Maarssen bouwde de invloedrijke Joan Huydecoper in 1628 buitenplaats Goudestein. Toen anderen hem volgden, kocht hij snel meer grond, bouwde er huizen en verkocht ze, als een ware projectontwikkelaar. Langs de Vecht ontstond zo een bouwgolf. Toen stadhouder Willem III de hofstede Soestdijk in 1674 liet uitbouwen tot een jachtslot, trok de elite ook die kant op. Rond Utrecht stonden buitenhuizen langs de Biltse Straatweg, de Maliebaan, in Abstede, langs de Kromme Rijn, de Vaartse Rijn, de Leidsche Rijn en de Vleutense Wetering.
Statussymbool
De tuin was er vooral voor de sier. Verder waren er boomgaarden en moestuinen voor fruit en groenten en soms wat beesten. In de 16de en 17de eeuw waren Franse formele tuinen in de mode, met geometrische patronen, keurig geschoren heggen, bloemenperken, fonteinen en beelden. Vanaf de 18de eeuw kwamen de landschapstuinen naar Engels voorbeeld. Het ‘buiten’ was ook een statussymbool, het tastbare bewijs van smaak en rijkdom. Men wilde elkaar zien en gezien worden. Vandaar de theekoepels aan het water.
Engelse tuinmode
De Utrechtse Heuvelrug was met name in de 19de eeuw populair als vestigingsoord. De grond was er goedkoop en het landschap heuvelachtig, wat paste bij de populaire Engelse landschapstuinen. Al snel kwamen er betere wegen en ook trein en tram ontsloten het gebied. In tijden van economische neergang zijn veel van deze huizen afgebroken. De buitenplaatsen die bleven, zijn particulier bewoond, of in gebruik bij bedrijven en instellingen, een enkele keer als stadhuis of museum.