Het verhaal van Utrecht

Talloze verhalen zijn er te vertellen over het landschap, de mensen en de gebeurtenissen die de provincie Utrecht hebben gemaakt tot wat ze nu is. Eeuwenlang hebben hier mensen gejaagd, gewoond, gewerkt, gestreden, gezorgd en gereisd. Hieronder vind je de basis voor dit verhaal. Dit vormt het raamwerk waar alle andere verhalen op UtrechtAltijd in passen. Elk verhaal vertelt een stukje van de geschiedenis van de provincie Utrecht. Al die verhalen vormen samen het Verhaal van Utrecht. Van de IJstijd naar die van de Romeinen. En via stadsrechten en buitenplaatsen naar nu.

Ben je op zoek naar een specifiek tijdvak of onderwerp? Bekijk dan hier de inhoud van het Verhaal van Utrecht.

 

 

De IJstijd vormt het landschap

Prehistorie (tot 3000 voor Christus)

Het Verhaal van Utrecht begint bij het landschap: letterlijk de bodem onder het bestaan. Deze geschiedenis gaat miljoenen jaren terug. Het landschap kende verschillende verschijningsvormen als poolwoestijn, moeras, zee, ijsvlakte en rivierlandschap. Wanneer de eerste mensen of mensachtigen opdoken weten we niet precies, maar mogelijk al (ver) vóór de voorlaatste IJstijd, 150.000 jaar geleden. Tijdens deze ijstijd kwam vanuit Scandinavië een grote massa ijs deze kant op. Alles wat het onderweg tegenkwam, schoof het ijs voor zich uit, zoals zand en zwerfkeien. Zo ontstonden de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. In een warmere periode die volgde, verdween het ijs weer. Wat overbleef was een gebied met hogere droge delen en uitgestrekte lager gelegen gebieden die grotendeels uit moeras bestonden. Onderlangs de Heuvelrug stroomden rivieren richting de Noordzee. Vanaf zo’n 120.000 jaar geleden kwam de vegetatie langzaam terug, net als de dieren – zoals oeros, rendier, holenbeer, wolharige mammoet, wolharige neushoorn en reuzenhert – en ook de Neanderthalers (een vroegere menssoort). Dit weten we door vondsten van bewerkte vuurstenen, uit bijvoorbeeld Leersum en Rhenen.

Terug naar het begin

 

 

De eerste Utrechters

Tijd van jagers en boeren / Prehistorie (tot 3000 voor Christus)

Vanaf circa 45.000 jaar geleden zette de moderne mens voet op Utrechtse bodem. Die leefde van de jacht en van wat de natuur verder voortbracht, zoals vis, fruit, noten, zaden en wortels. Na de introductie van de landbouw woonden zo’n 6000 jaar geleden al mensen permanent in wat nu de provincie Utrecht is. Dat weten we dankzij archeologische vondsten in de hoger gelegen gebieden, zoals op de zuidflanken van de Utrechtse Heuvelrug of de oeverwallen langs rivieren als de Vecht, Hollandse IJssel en Oude Rijn. Daar hield je droge voeten en kon je toch makkelijk bij de rivier komen om drinkwater te halen of te vissen. Zo’n 4.000 jaar geleden trokken grote groepen mensen vanuit de Russische steppen naar het westen en namen de plaats in van de mensen die hier woonden. Deze migranten hebben hun sporen nagelaten in de vorm van honderden grafheuvels op de Utrechtse Heuvelrug en zogeheten raatakkers (celtic fields). In de grafheuvels hebben archeologen niet alleen menselijke resten aangetroffen, maar ook voorwerpen die overledenen meekregen voor het hiernamaals. Die voorwerpen vertellen veel over het dagelijks leven van deze ‘Utrechters’.

Terug naar het begin

 

 

De Limes: grens van het Romeinse Rijk

Tijd van Grieken en Romeinen / Oudheid (3000 voor Chr. tot 500 na Chr.)

De rivieren bleken niet alleen geschikt als drink-, vis- of vaarwater, maar ook als grens en transportroute van en naar Engeland. Zo gebruikten de Romeinen de Rijn tweeduizend jaar geleden als de noordgrens van hun rijk: de limes (spreek uit: lié-mès). Ten zuiden van de rivier legden ze een weg aan met daarlangs wachttorens om snel berichten over te brengen. Op strategische punten bouwden ze castella (forten). In de provincie Utrecht waren dat er vijf, die sinds 2021 deel uitmaken van het UNESCO werelderfgoed van de Neder-Germaanse Limes:

  1. Laurium (Woerden)
  2. Fletio (De Meern)
  3. Traiectum (Utrecht)
  4. Fectio (Fort bij Vechten)
  5. Levefanum (Wijk bij Duurstede)

Bij de castella ontwikkelden zich nederzettingen (vici), waar handelaren, ambachtslieden en ook de vrouwen en kinderen van de soldaten zich vestigden. Hun voedsel kwam van grote boerderijen (villae) die wat verder weg lagen. Daar werden gewassen verbouwd en werd vee gehouden. In Houten zijn restanten gevonden van zo’n boerderij, met beschilderd pleisterwerk, vensterglas en vloerverwarming. De Limes vormde dan wel een grens, maar het was niet zo dat die het gebied niet in twee totaal van elkaar gescheiden werelden verdeelde. Zo woonden er in Romeins gebied nog steeds de oorspronkelijke Germaanse bevolking, dienden de bewoners van over de grens in het Romeinse leger en stond het gebied ten noorden van de Rijn onder volledige controle van de Romeinen. De bevolking ten noorden van de Rijn betaalde ook belasting aan de Romeinen en er vond over en weer veel handel plaats.

Terug naar het begin

 

 

Dorestad: het grootste handelscentrum van Noordwest Europa

Tijd van monniken en ridders / Vroege Middeleeuwen (500-1000 na Chr.)

In de 4de eeuw na Christus trokken de Romeinen zich terug uit onze streken. Ook andere bewoners vertrokken. Hierdoor raakten nederzettingen in verval. Dichtbij de plek van Castellum Levefanum (bij Wijk bij Duurstede) ontstond echter een bloeiende handelsplaats: Dorestad. Dit was te danken aan de centrale ligging met goede verbindingen naar het oosten, het westen en het noorden. Dorestad was in de 8de en de eerste helft van de 9de eeuw hét handelscentrum van Noordwest Europa. Van heinde en verre kwamen handelaars hiernaartoe om spullen te kopen en te verkopen, zoals Rijnwijn, Frankische zwaarden en Italiaans glas. Ook kwamen vanuit Scandinavië Vikingen deze kant op om handel te drijven. Maar daar bleef het niet bij: in 834 en in 863 plunderden ze Dorestad. Dit was het begin van het einde van de bloei van Dorestad. Daar kwam de verzanding van de rivier nog bij, waardoor Dorestad niet goed bereikbaar meer was en zijn belangrijke handelspositie verloor.

Terug naar het begin

 

 

Willibrord en Bonifatius brengen het christendom

Tijd van monniken en ridders / Vroege Middeleeuwen (500-1000 na Chr.)

Rond het jaar 700 kwamen missionarissen als Willibrord en Bonifatius vanuit Engeland hiernaartoe om de Germaanse bevolking te bekeren tot het christendom. Willibrord was door de paus gewijd tot aartsbisschop van de Friezen, één van de Germaanse volken. Op de plek waar vroeger het Romeinse Castellum Traiectum had gelegen, vestigde hij zijn zetel en stichtte hij twee kerken. De Sint Maartenskerk was de voorloper van de latere Domkerk. Utrecht ontwikkelde zich in de Middeleeuwen tot een belangrijke bisschopsstad. Van hieruit werden ook in omringende plaatsen kerken gesticht, zoals in Zeist, Doorn en Leusden. Dit werden op hun beurt weer de moederkerken voor de dorpen in hun omgeving. Behalve kerken werden in de Middeleeuwen in de steden ook kloosters gebouwd, waar religieuze orden hun onderkomen hadden. Soms hoorde er een gasthuis bij een klooster, waar zieken werden verpleegd. Soms ook waren gasthuizen gesticht door rijke burgers die met goede werken een plekje in de hemel hoopten veilig te stellen. Het Mirakel van Amersfoort (1444) en wonderen die werden toegeschreven aan de heilige Cunera zorgden ervoor dat Amersfoort en Rhenen in de Middeleeuwen uitgroeiden tot bekende bedevaartsplaatsen. De gaven van de pelgrims vormden belangrijke inkomsten voor de stad.

Terug naar het begin

 

 

Natte gebieden worden drooggelegd

Tijd van monniken en ridders / Vroege Middeleeuwen (500-1000 na Chr.), Tijd van steden en staten / Late Middeleeuwen (1000-1500 na Chr.)

In de Middeleeuwen groeide de bevolking, waardoor er meer landbouwgrond nodig was om voedsel te verbouwen. Maar een groot deel van Utrecht bestond uit moeras en was dus niet geschikt om gewassen te telen. Vanaf de 10de eeuw vonden ontginningen plaats in veengebieden in het westen van de provincie. Dat gebeurde volgens het copesysteem, waarbij stukken grond van vaste afmetingen werden uitgegeven aan boeren, die het land droogmaakten door het graven van sloten. Dit zien we nog steeds in het landschap terug in de smalle lange kavels die haaks staan op rivieren en weteringen, die het overtollige water afvoeren. In de Ronde Venen heeft dit geleid tot een bijzonder waaierpatroon door de kromme loop van afwateringsriviertjes. Veel gronden waren in bezit van kloosters, die het initiatief namen voor ontginningen. Zo werd vanuit Abdij Oostbroek in De Bilt het veengebied tot aan Loosdrecht ontgonnen. En in het Kromme Rijngebied werd het Lange Broek (‘broek’ betekent moeras) drooggelegd, waar de vruchtbare grond bij uitstek geschikt is voor de fruitteelt.

Terug naar het begin

 

 

Keizer Hendrik V schenkt Utrecht stadsrechten

Tijd van steden en staten / Late Middeleeuwen (1000-1500)

De ontginning van het Kromme Rijngebied werd mogelijk nadat de Utrechtse bisschop Godebald in 1122 bij Wijk bij Duurstede een dam in de Kromme Rijn had laten leggen. Zo konden overstromingen de gewassen niet langer beschadigen. De Utrechters waren echter niet blij met de afdamming van de Kromme Rijn, want de stad verloor nu haar scheepvaartverbinding met de Rijn en het Duitse achterland. Om de Utrechters tevreden te houden gaf bisschop Godebald hen toestemming om de Vaartse Rijn te graven, om zo een nieuwe vaarverbinding met de Rijn te krijgen. Maar dat hij hier tollen ging heffen, viel verkeerd bij de Utrechters. Zij kozen de kant van keizer Hendrik V, die ook in conflict was met de bisschop. Op 2 juni 1122 verleende de keizer stadsrechten aan de Utrechters. Hierdoor waren de burgers vrijgesteld van bepaalde tollen en mochten ze een stadsmuur aanleggen. Behalve Utrecht kregen later ook Rhenen (1258), Amersfoort (1259), Oudewater (1265), Vreeland (1265), ‘t Geyn (1295), IJsselstein (1321), Montfoort (1329), Vianen (1336), Eembrugge (1336-1340), Eemnes-Buiten (1352), Bunschoten (1355), Woerden (1372) en Eemnes-Binnen (1439) stadsrechten.

Terug naar het begin

 

 

Kastelen verdedigen de provinciegrens

Tijd van steden en staten / Late Middeleeuwen (1000-1500) en Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

Werden de steden beschermd door stadsmuren, op het platteland waren het de kastelen die het gebied moesten verdedigen tegen de vijand. De oudste kastelen waren gebouwd als woontoren. Vooral aan de randen van het gewest Utrecht vonden nogal eens schermutselingen plaats tussen de Utrechtse bisschop aan de ene kant en de hertog van Gelre of de graaf van Holland aan de andere kant. Niet voor niets waren dus juist in deze grensgebieden kastelen gebouwd als Kasteel Vredelant, Kasteel Abcoude, Kasteel Amerongen, Kasteel Renswoude, Huis ter Eem bij Baarn en Kasteel Stoutenburg bij Amersfoort. Verder is nog altijd een lint van kastelen te vinden langs de Langbroekerwetering. Ook langs de Vecht verrezen kastelen, waaronder Slot Zuylen. Waar eens Dorestad lag, werd rond 1250 Kasteel Duurstede gebouwd. En wie niet beter weet, zou kunnen denken dat ook het huidige Kasteel De Haar uit de Middeleeuwen dateert. Maar de schijn bedriegt: het is gebouwd in 1892. Wél heeft het een middeleeuwse voorganger gehad.

Terug naar het begin

 

 

Utrechters in opstand tijdens de Tachtigjarige Oorlog

Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

Aan de wereldlijke macht van de Utrechtse bisschoppen kwam een eind toen Utrecht in 1528 werd bezet door de Spaanse koning Karel V. Hij liet midden in de stad Utrecht een dwangburcht bouwen om de inwoners onder de duim te houden: Kasteel Vredenburg. Uiteindelijk kwamen de Utrechters in opstand en belegerden het kasteel. Toen de voorraden van de Spaanse soldaten opraakten, moesten die het kasteel wel verlaten. De Utrechters zagen nu hun kans schoon om het kasteel met de grond gelijk te maken. Volgens de overlevering was het brouwersvrouw Trijn van Leemput die er met een pikhouweel op uittrok en met een aantal vrouwen begon met de sloop van het kasteel.

Deze gebeurtenissen vonden plaats tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), waarin grote onvrede heerste onder de bevolking en burgers onder leiding van Willem van Oranje in verzet kwamen tegen de Spaanse machthebbers. Diepe sporen heeft de Tachtigjarige Oorlog nagelaten in Oudewater, waar de Spanjaarden in 1575 een gruwelijke moordpartij aanrichtten. Het verzet tegen de Spanjaarden groeide. De opstandige gewesten sloten zich aan bij de Unie van Utrecht (1579). In 1581 ondertekenden zij de Acte van Verlating en zetten ze de Spaanse koning Filips II af. Hieruit ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zoals Nederland toen heette. Een bijzondere positie hadden de vrijsteden Vianen, Leerdam en IJsselstein, die niet onder een gewest vielen, maar autonoom waren. Pas in 1648 kwam er met de Vrede van Munster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

Terug naar het begin

 

 

Beeldenstorm en Reformatie

Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

In de 16de eeuw was een nieuwe religieuze stroming ontstaan: het protestantisme. De protestanten kwamen in verzet tegen de bepaalde gebruiken in de katholieke kerk, waaronder de verering van heiligen en de aflatenhandel. Dit leidde tot Beeldenstormen, ook in de provincie Utrecht. Daarbij richtten radicale protestanten vernielingen aan in katholieke kerken en kloosters en verwijderden ze heiligenbeelden en muurschilderingen. Uiteindelijk verbood het provinciebestuur in 1580 de katholieke eredienst. Deze periode heet de Reformatie. Alle kerken kwamen nu in handen van de protestanten. Toch stapte niet iedereen over naar de nieuwe godsdienst. Zo bleven sommige dorpen en steden grotendeels katholiek, zoals Soest, Cothen, Wijk bij Duurstede en Werkhoven. Ook op andere plekken bleven katholieken bijeenkomen in schuilkerken. De kloosters verloren hun functie en werden soms zelfs verwoest, zoals in De Bilt de Abdij Oostbroek en het Vrouwenklooster. Overgebleven kloostergebouwen en de bijbehorende grond werden onteigend door het provinciebestuur.

Terug naar het begin

 

 

Rijkdom en culturele bloei

Tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

De 17de eeuw was met name voor de bovenlaag van de Utrechtse bevolking een bloeiperiode. Op de Heuvelrug en in de omgeving van Amersfoort verschenen steeds meer tabaksschuren, waar tabaksbladeren werden gedroogd. De tabaksteelt leverde veel geld op. Zo ook de turfwinning in de Ronde Venen en bij Veenendaal. Turf bleek een goedkope brandstof, waar veel vraag naar was. In Oudewater kwam dankzij de hennepteelt in de Lopikerwaard de touwindustrie tot bloei en langs waterwegen als de Vecht, de Oude Rijn en de Vaartse Rijn stonden grote steenbakkerijen. Met het verdiende geld bouwden rijke kooplieden buitenplaatsen langs de Vecht (bijvoorbeeld Goudestein in Maarssen) en later ook op de Utrechtse Heuvelrug, die we kennen als de ‘Stichtse Lustwarande’. Rijke families verbleven in de zomer op hun buitenplaatsen en genoten er van de frisse lucht en de natuur.

Ook op cultureel gebied was dit een bloeiperiode. Zo werd in 1636 de Utrechtse universiteit gesticht en telde de provincie vooraanstaande kunstenaars. Het bekendst is schilder en architect Jacob van Campen, die woonde op de buitenplaats Randenbroek bij Amersfoort. Hij ontwierp onder andere de koepelkerk in Renswoude en de Wegh der Weegen: de kaarsrechte weg van Amersfoort naar De Bilt, waarlangs een lint van buitenplaatsen gepland was.

Terug naar het begin

 

 

Utrechters en de slavernij

Tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

Alle rijkdom van de 17de eeuw had ook een keerzijde. Zo was die soms het resultaat van koloniale handel, waarbij Europeanen overzeese gebieden bezetten en de oorspronkelijke bevolking uitbuitten of zelfs tot slaaf maakten. Ook al lag Utrecht niet aan zee, er waren vooraanstaande Utrechters die financieel voordeel hadden van beleggingen in de VOC en de WIC. Direct of indirect. Zo werden touwen uit Oudewater onder andere gebruikt op VOC-schepen die naar de verre streken voeren voor de koloniale handel en was het geld waarmee sommige buitenplaatsen gebouwd werden, mede verdiend in de slavenhandel.

Terug naar het begin

 

 

Rampjaar en de waterlinie

Tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800)

In 1672 kwam een eind aan een periode van economische bloei. De Fransen vielen de Republiek binnen en hielden hier flink huis. Zo werden Kasteel Amerongen en Kasteel Kronenburg in Loenen aan de Vecht verwoest en moesten dorpen als Breukelen, Nigtevecht en Jaarsveld het ontgelden. De stad Utrecht gaf zich zonder slag of stoot over aan de Fransen, wat de stad door de andere gewesten niet in dank werd afgenomen. De Oude Hollandse Waterlinie voorkwam dat de Fransen verder naar het westen oprukten. Grote gebieden waren onder water gezet en hielden de Franse opmars tegen. Verdediging met water bleek een groot succes. Daarom besloot men om in het oosten van de provincie ook zo’n waterlinie aan te leggen: de Grebbelinie (1744).

Terug naar het begin

 

 

Storm, veepest en overstromingen

Tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800) en Moderne Tijd (1800-1945)

Utrecht was in 1674 nog maar net bevrijd van de Fransen, toen een hevige storm ervoor zorgde dat het schip van de Domkerk instortte. De puinhopen en ruïnes zouden lange tijd het straatbeeld op het zo ontstane Domplein blijven bepalen. Dit werd een geheime ontmoetingsplek voor homo’s, die werden vervolgd vanwege hun seksuele geaardheid. Vandaag de dag herinnert een plaquette in het plaveisel van het Domplein aan de homovervolgingen, die sommigen met de dood moesten bekopen.

In de 18de eeuw stortte de runderpest het platteland in een crisis. Boeren raakten hun vee kwijt, in de steden ontstond een tekort aan vlees en grondeigenaren kwamen in de problemen doordat boeren de pacht niet meer konden betalen. Daar kwamen in de Gelderse Vallei regelmatige overstromingen nog eens bij. Om die tegen te gaan werd in 1651 tussen de Amerongse Berg en Renswoude de Slaperdijk aangelegd. Maar dit betekende niet het einde van de overstromingen. Zo vond in 1855 opnieuw een watersnood plaats. De laatste grote overstroming in de provincie Utrecht zou plaatsvinden in 1916, toen het water in de Zuiderzee omliggende dorpen teisterde, waaronder Spakenburg.

Terug naar het begin

 

 

De Franse tijd

Tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / Vroegmoderne Tijd (1500-1800) en Moderne Tijd (1800-1945)

In 1713 kwam er een eind aan jarenlange oorlogen, toen de Vrede van Utrecht werd gesloten. Uit verschillende Europese landen waren diplomaten naar de stad Utrecht gekomen om te onderhandelen en uiteindelijk in het stadhuis de verdragen te ondertekenen. Het was de eerste keer dat een oorlog werd beëindigd met verdragen in plaats van een overwinning van de ene op de andere partij. Er volgde een periode van rust. Maar na verloop van tijd braken toch nieuwe oorlogen uit. Binnen de Republiek groeide ook de onvrede omdat het economisch en militair bergafwaarts ging. De ontevreden burgers noemden zich ‘patriotten’. Ze wilden meer inspraak in het bestuur en keerden zich tegen stadhouder Willem V. In januari 1795 kregen zij steun van de Fransen, toen die de Republiek bezetten. Het enthousiasme over de komst van de Fransen verdween toen de patriotten steeds meer macht moesten inleveren. De Pyramide van Austerlitz herinnert nog aan deze periode. De Franse generaal Marmont liet hem in 1804 door zijn soldaten bouwen om hen in vorm te houden. Aan de Franse tijd kwam in 1813 een einde, toen de Fransen werden verdreven door een Kozakkenleger. In Woerden richtten de Fransen vlak voor hun vertrek nog een ware slachting aan, die als de Ramp van Woerden de geschiedenis in is gegaan.

Terug naar het begin

 

 

Spoorwegen en fabrieken

Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / Moderne Tijd (1800-1945)

Na het vertrek van de Fransen werd Nederland een koninkrijk onder Koning Willem I. Sommige vernieuwingen uit de Franse tijd bleven bestaan, zoals de burgerlijke stand, militaire dienstplicht, het decimaal stelsel en de vrijheid van godsdienst. Katholieken konden dus weer eigen kerkgebouwen stichten. Om de verdediging te verbeteren werd vanaf 1815 de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd. Zo kwam er van Muiden tot aan de Biesbosch, ten oosten van de stad Utrecht, een lint van forten en waterwerken te liggen. De aanleg en verbetering van kanalen, wegen en spoorwegen maakte het reizen makkelijker, sneller en comfortabeler. Utrecht werd een belangrijk spoorwegknooppunt. De Rhijnspoorweg van Utrecht naar Arnhem leidde tot een betere ontsluiting van de Utrechtse Heuvelrug, waar later pensions, logementen en sanatoria gebouwd werden. Halteplaatsen kwamen ook de economische ontwikkeling ten goede. Zo vestigde Christoph Pleines in 1902 Zeepfabriek De Duif bij een treinhalte langs de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Rond deze fabriek ontstond het dorp Den Dolder. Mede dankzij de spoorwegen werden Utrecht en Amersfoort belangrijke garnizoensplaatsen. Verder verschenen overal in de provincie fabrieksschoorstenen aan de horizon. Machines namen de functie van handwerk over. Zo maakte in Veenendaal de huisnijverheid plaats voor grote textiel- en sigarenfabrieken.

Terug naar het begin

 

 

Eerste Wereldoorlog

Tijd van Wereldoorlogen (1900-1950) / Moderne Tijd (1800-1945)

Hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal was, waren de gevolgen ook hier merkbaar. Zo werd het leger gemobiliseerd, waardoor veel soldaten op de forten van de waterlinies zaten en soms bij burgers ingekwartierd waren. En Utrechters hadden ook te lijden onder de schaarste aan allerlei producten. Verder kwam er in het najaar van 1914 een stroom vluchtelingen vanuit België hiernaartoe. Velen werden opgevangen in vluchtelingenkampen in de buurt van Amersfoort. De bekendste oorlogsvluchteling arriveerde vlak na het eind van de oorlog: de voormalige Duitse keizer Wilhelm II. Eerst logeerde hij op Kasteel Amerongen en daarna woonde hij tot zijn overlijden in 1941 in Huis Doorn.

Terug naar het begin

 

 

Tussen de oorlogen

Tijd van Wereldoorlogen (1900-1950) / Moderne Tijd (1800-1945)

Onder invloed van De Stijl waren er vernieuwingen in de beeldende kunst en de architectuur. De in Amersfoort geboren schilder Piet Mondriaan en de Utrechtse ontwerper Gerrit Rietveld waren hiervan belangrijke vertegenwoordigers. Ondertussen groeiden de mobiliteit en recreatiemogelijkheden door de aanleg van tramlijnen, lokaalspoorlijnen en fietspaden. Op de Utrechtse Heuvelrug werden sanatoria geopend, waar de heilzame buitenlucht het genezingsproces moest bevorderen. In 1929 brak echter een economische crisis uit, die overal voelbaar was en een grote werkloosheid tot gevolg had. In ruil voor een uitkering voerden werklozen allerlei publieke werken uit, zoals de aanleg van het Julianapark in Utrecht, het Zeister Bos, het Van Boetzelaerpark in De Bilt, het Valleikanaal en Stadion Galgenwaard in Utrecht. De crisis zorgde voor onvrede. Dit was een goede voedingsbodem voor de Nationaal Socialistische Beweging, die Anton Mussert in Utrecht oprichtte naar het voorbeeld van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij van Adolf Hitler.

Terug naar het begin

 

 

Tweede Wereldoorlog

Tijd van Wereldoorlogen (1900-1950) / Moderne Tijd (1800-1945) en Eigentijdse geschiedenis (1945 tot nu)

Op veel plekken in de provincie heeft de Tweede Wereldoorlog diepe sporen nagelaten. Zo werd in de meidagen van 1940 hevig gevochten op de Grebbeberg. De slachtoffers liggen begraven op het Militair Ereveld. Allerlei activiteiten concentreerden zich tijdens de bezetting rond de Maliebaan in Utrecht. Hier waren kantoren van verschillende Duitse organisaties, maar was ook het verzet actief. De zwartste bladzijde uit deze periode vormde Kamp Amersfoort: één van de drie Nederlandse concentratiekampen. Hier hebben 47.000 mensen gevangen gezeten in zeer slechte omstandigheden en zijn velen omgekomen of vermoord. Het was een doorgangskamp: van hieruit werden gevangenen naar Kamp Westerbork gebracht en daarna verder naar concentratiekampen in Duitsland en Polen.

Terug naar het begin

 

 

Vliegbasis Soesterberg en de Koude Oorlog

Tijd van televisie en computer (1950-2000) / Eigentijdse geschiedenis (1945 tot nu)

Na de Bevrijding in 1945 volgde een periode van wederopbouw. Maar de internationale spanningen waren niet verdwenen. Het was de tijd van de Koude Oorlog. In 1954 werden Amerikaanse militairen gestationeerd op de Vliegbasis Soesterberg en op allerlei plekken werden schuilruimtes gebouwd voor het geval er een nucleaire aanval zou komen vanuit de Sovjet-Unie. Behalve op de vliegbasis zijn ook elders sporen van de Koude Oorlog te vinden, zo zijn er schuilkelders onder station Utrecht Centraal en in de Brouwerstunnel in Amersfoort, en is op Fort Nieuwersluis nog te zien dat het een commandopost is geweest van de Bescherming Burgerbevolking (BB). Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 en het vertrek van de Amerikanen in 1994 bleef Soesterberg nog tot 2008 in gebruik als vliegbasis. Tegenwoordig is het een bijzonder natuurgebied en is het Nationaal Militair Museum hier gevestigd.

Terug naar het begin

 

 

Naar het Utrecht van vandaag

Tijd van televisie en computer (1950-2000) / Eigentijdse geschiedenis (1945 tot nu)

In de afgelopen halve eeuw zijn de Utrechtse steden flink gegroeid en werden omliggende dorpen opgeslokt. Al in de jaren ’50 werden het dorp Zuilen en delen van Jutphaas en Maartensdijk (nu de wijk Tuindorp) bij Utrecht gevoegd. Inmiddels zijn ook Vleuten en Haarzuilens onderdeel van de gemeente Utrecht geworden, wat gepaard ding met de bouw van het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn. Op dezelfde manier gingen Hoogland en Hooglanderveen op in de gemeente Amersfoort en werd daar de nieuwe wijk Vathorst gebouwd. Er ontstonden ook nieuwe ‘steden’ door de ontwikkeling van Vinexlocaties als Nieuwegein, IJsselstein en Houten. Door verbeterde (openbaar) vervoersmogelijkheden hoefden mensen niet meer in dezelfde plaats te wonen en te werken. Het uiterlijk van stad en platteland blijft veranderen en dat zorgt voor grote uitdagingen: hoe zorgen we ervoor dat er voldoende woningen zijn, dat er ruimte is voor de opwekking van duurzame energie en dat het agrarisch cultuurlandschap en biodiversiteit daar zo min mogelijk onder lijden? Deze veranderingen gaan steeds sneller. Juist daarom is het belangrijk om de verhalen te blijven vertellen. Behalve fysieke veranderingen in het uiterlijk van stad en platteland verandert ook de samenstelling van de bevolking. De samenleving is met de komst van migranten een stuk kleurrijker geworden. Zij zorgen voor een gevarieerder straatbeeld, een multicultureel winkelaanbod en de opkomst van religieuze stromingen als de islam, het hindoeïsme en boeddhisme.

De Utrechters van nu zijn diverser dan ooit. Samen schrijven zij verder aan het Verhaal van Utrecht.

Terug naar het begin

 

Struin door verhalen

Begin bijvoorbeeld in je eigen regio, start bij een thema of begin bij de nieuwste verhalen