Waverveen in het Rampjaar

6min

In 1674, twee jaar na de Franse inval, beschreef boekverkoper en schrijver Ian Claesz ten Hooren de gebeurtenissen rond de dorpen langs de Hollandse waterlinie. Ook stond hij uitvoerig stil bij de aanval op Waverveen, een vaak onderbelichte slag tijdens het Rampjaar. Wat is er daar gebeurd?

Met Loenen in Franse handen was de weg vrij om via de Geuzensloot en de Demmerikse zuwe op te trekken naar Waverveen en Botshol. Beide dorpen zijn slecht verdedigd, de eerste Staatse soldaten liggen pas bij Uithoorn en bij Nes, zodat Waverveen voornamelijk op zichzelf is aangewezen. De inwoners hadden van de schout verlof gekregen om ‘Op ’s Lands kosten tot hun eige bescherming en velliqheidt te waken en door naeuwe wachthouding den vijant te beletten veerder daer deur in de Provintie van Hollandt in te breecken'. Ter versterking lag er wel een bewakingsschip waarop 27 manschappen en een paar stukken geschut. Het schip, een zogenaamde uitlegger met de naam “d Amstelsche Galije", lag afgemeerd bij de Bijleveldse brug. Op de eerste brandbrief van de Franse commandant, waarin de dorpen worden beschuldigd van hulp aan de vijand, wordt niet gereageerd. Op 5 september 1672 ontvangen de beide dorpen een tweede brandbrief met daarin het bevel om binnen vier dagen tien schepen met hooi, ieder twintig voer groot, in Utrecht af te leveren. Zo niet dan zou de schout gevangen worden genomen en de plaats afgebrand. Maar er was geen hooi, dus kon de eis niet ingewilligd worden.

De aanval

'De Franschen dan, om hun tyrannie en wreetheit op het Treurtoneel van Waverveen en Bolshol te vertoonen, trokken vol vreucht met vierhondert mannen uit Uytrecht en door Breukelen en terAa trekkende, vervoegden sich tot Demmerik, daer sy sich verdeelden en sich voor een gedeelte naer Vinkeveen en voor een gedeelte Naer Meydrecht begaven om Waverveen en Botshol van ‘t oosten en westen gelijkelijk aen te tasten.’

De sauvegarde, de afkoop van gewelddadigheden, liep alleen tot het Stichtse dorp Vinkeveen en belette dat de Amstellandse dorpen Waverveen en Botshol over de komende aanval werden geïnformeerd. De opgehaalde wipbrug bij Botshol bleek geen belemmering. De Franse soldaten sprongen te water, lieten de brug neer en renden naar de Bijleveldse brug.

De schrik en consternatie is groot: ‘‘t Geroep en geschreeuw was soo naer en schrikkelijk, dat des menschen hart scheen te barsten en dat de hairen tot bergen reesen. Hoe t ‘kermen en gheschreeuw, met een schnkkelijcke weerqalm, tot aen d’Amstel klonck; dit is met geen pennen te beschrijven, ‘t en zij men deselfde in een vloet van tranen doopt', meldt de schrijver.

De op het dek tentoongestelde Iijken van de Staatse soldaten werden toen zondermeer in de Geuzensloot geworpen.

Hulp kwam te laat

Het doel van de Fransen was het bewakingsschip te veroveren dat daar onder meer was neergelegd om te voorkomen dat er turf uit de Ronde Venen naar Utrecht zou worden vervoerd. Met 25 schoten gruis en schroot werd het schip een uur lang verdedigd. Maar men kon niet tegen de overmacht op en toen de Fransen ook nog met handgranaten gingen gooien, gaf men zich over. De commandant, zijn luitenant en nog twee of drie anderen werden daarop gevangengenomen. Vijftien manschappen werden gedood, de rest wist zich zwemmend te redden.

Inmiddels was de bevolking volledig in paniek op de vlucht geslagen. Er kwam hulp, maar te laat. Waverveen bleek al in brand gezet en 59 huizen brandden volledig at. Dat was meer dan tweederde deel. Het huis van de predikant bleef gespaard ondanks het feit dat het op drie plaatsen was aangestoken. Ook de kerk bleef intact, alleen het offerblok bleek te zijn leeggehaald.

De afloop

Zeker tien tot twaalf Fransen zijn tijdens die schermutselingen gesneuveld. Over burgerverliezen rept de boekverkoper niet. Het buitgemaakte schip werd door de Fransen afgevoerd maar bleek te groot voor de Wilnisse brug. Daarom werd teruggevaren naar de Heul om via de Geuzensloot naar de nieuwe sluis te varen. Maar ook die bleek te klein. De op het dek tentoongestelde Iijken van de Staatse soldaten werden toen zondermeer in de Geuzensloot geworpen en de uitlegger in brand gestoken. Het geschut en de buitgemaakte goederen werden later door de Fransen naar Utrecht afgevoerd.

 

Verantwoording

Dit verhaal is een ingekorte versie van het stuk dat Joop Frankenhuizen schreef voor de Proosdijkroniek van Historische Vereniging de Proosdijlanden

Geschreven door Joop Frankenhuizen Historische vereniging De Proosdijlanden

Extra info