Amersfoort, van moeras tot stad
In de vroege Middeleeuwen was het gebied rondom Amersfoort moerassig, bosrijk en er waren een paar boerderijen. Midden in deze moerassige woestenij in de Gelderse Vallei begon in de 10de of 11de eeuw de ontginning van landbouwgronden.
De bisschop van Utrecht, de eigenaar van deze woeste gronden rond het huidige Amersfoort, stelde het gebied in 1132 onder toezicht van een leenheer: ene Henric, die als schout het land bestuurde. Onder hem stonden andere heren die elk een domein beheerden en daar recht over spraken. In ruil daarvoor ontvingen de heren een deel van de opbrengsten van de landerijen in dat domein.
Hof van Amersfoort
Henric leefde op het Hof van Amersfoort, dat gelegen was aan de rivier de Eem (ook wel de Amer genoemd). De boeren uit de omgeving betaalde aan het Hof hun belastingen. Deze belasting bestond uit een tiende van hun opbrengsten (vee, graan of zuivel) en werd opgeslagen in zogenaamde ‘tiendschuren’. Dit Hof was het echte begin van Amersfoort: een marktplaats, die later het centrum ging vormen van een stad. De bisschoppelijke hof lag overigens niet precies op de plek waar nu de Amersfoortse Hof is, maar lag ten noordwesten van de Sint-Joriskerk - de voormalige hofkapel.