Armen naar Utrecht stad en rijken naar het platteland

4 min

Tot ongeveer 1860 was er in Utrecht een scherpe scheiding tussen stad en platteland. Er waren trouwens maar twee echt grote steden, Utrecht en Amersfoort. In de tweede helft van de 19de eeuw groeiden de steden en werd uitbreiding buiten de stadsmuren noodzakelijk. De grens tussen stad en platteland vervaagde.

Doordat veel industrieën zich in en om de steden vestigden, kwam een trek van het platteland naar de stad op gang: daar was de kans op werk aanzienlijk groter. Wat veel mensen niet beseften, was dat deze immigratie overbevolking tot gevolg had en daarmee armoede en woningnood. De bedrijven in de stad zorgden voor veel afval- en stankoverlast. Dat maakte sommige buurten in de steden zeer onprettig om te wonen. Er ontstond gaandeweg een 'stadsproletariaat' van arme gezinnen. Dat had een stijgende behoefte aan hulpverlening tot gevolg.

De stad uit

Omgekeerd trokken rijke mensen de stad uit en vestigden zich in grote villa's, onder meer op de Utrechtse Heuvelrug. De verbeterde verbinding met Utrecht door de spoorlijn en de paardentram maakte het voor hen mogelijk om te 'forensen' tussen woonplaats en werk. Binnen in de steden veranderde gaandeweg de aard van de bebouwing. Wonen deed men steeds minder in het stadscentrum, maar in de buitenwijken. In het centrum verrezen winkels, kantoren en bioscopen. Uiteindelijk werden arbeiderswijken in de binnenstad, zoals Wijk C in Utrecht, zelfs gedeeltelijk gesloopt om plaats te maken voor grootwinkelcentra en verkeerswegen.

Wonen deed men steeds minder in het stadscentrum, maar in de buitenwijken.

Boerenleven versus stadsleven

Ondanks de volksverhuizingen tussen stad en platteland en de groeiende mobiliteit bleven veel zaken nog lange tijd 'typisch stads' of 'typisch dorps'. Zeker tot de Tweede Wereldoorlog handhaafden tradities zich op het platteland, vaak per dorp verschillend. In de stad ontstonden weer nieuwe gemeenschappen met haast dorpse tradities. Dat gebeurde bijvoorbeeld in volkswijken als Wijk C en Lombok, waar iedereen in de buurt elkaar kende en de mensen alles van elkaar wisten. De contacten tussen stedelingen en dorpelingen vonden voornamelijk plaats op markten in de stad - waar boeren hun waar kwamen verkopen - en op het platteland in de vorm van toerisme.