Burgemeester Van Randwijck en de Grote Oorlog
Hij was amper twee jaar in functie toen de oorlog uitbrak. Jules van Randwijck kreeg als burgemeester van Amersfoort in 1914 te maken met een grote stroom Belgische vluchtelingen. Ook werden 16.000 geïnterneerde militairen in Amersfoort ondergebracht. Voor de vluchtelingen moest snel opvang worden geregeld. Daarvoor riep hij op 10 oktober een groep particulieren bijeen die een hulpcomité vormden.
De gemeente Amersfoort kon de hulpverlening niet alleen aan particulieren overlaten. Daarvoor was het aantal vluchtelingen veel te groot. Op 10 oktober arriveerde de eerste trein met berooide Belgen op station Amersfoort. De Belgen werden ondergebracht in noodlokalen, zoals Sociëteit Concordia in de Langestraat. Eten konden de vluchtelingen in de grote zaal van De Vereniging in de Valkestraat. Het comité zorgde voor maaltijden en zamelde kleding in. De leiding van het comité was in handen van gemeenteraadslid J.A. Rant. De Belgische militairen werden opgevangen in tenten op het terrein van de Juliana van Stolbergkazerne. Ze zaten daar dicht opeengepakt bij elkaar. Dat was een akelig gezicht, volgens de vrouw van de burgemeester. Begin november vertrokken de militairen naar het nieuwe interneringskamp bij Zeist.