Maritiem erfgoed in de provincie Utrecht

Contouren van een scheepswerf in Oud Maarsseveen

4 min

Rond Oud Maarsseveen liggen de Westbroekse Zodden. Zodde betekent laag en moerassig land. Dit gebied was vroeger het best bereikbaar via het water. Bijvoorbeeld per roeiboot, schouw of praam. Zo gek is het dan ook niet dat hier ooit een scheepswerf lag die vanaf 1887 in handen was van de familie Van den Berg.

Het woonhuis op de Heuvellaan 12 in Oud Maarsseveen was vroeger een scheepswerf. Het stenen, rietgedekte huis aan de rechterzijde was het woonhuis en de zwart geteerde en met rode pannen gedekte houten aanbouw was de werkplaats. Aan de linkerkant in de buurt van de erfafscheiding stond een stookhut om pek te stoken. Op deze plek was tot 1965 volop bedrijvigheid. Er werden boten gebouwd en gerepareerd. Hendrik van den Berg kocht de werf in 1887. Zijn zoon Brunis nam de zaak over nadat zijn vader overleed. Dit ondanks de handicap die Brunis overhield nadat hij kinderverlamming kreeg.

Gijsbertus Masmeijer uit Westbroek was de vaste knecht van Brunis. In de avonduren was Brunis actief als een zeer gewaardeerd restaurateur en boekbinder. Van heinde en verre kwam men om oude Statenbijbels te laten herstellen. Brunis bond uiteengevallen bijbels met de hand in en voorzag ze van een nieuwe rug, repareerde gescheurde bladzijden met rijstpapier en renoveerde de leren omslag en het beslag.

Breeuwsel en koolteer

Aan de kant van de Nedereindsevaart liet men via een helling schepen in en uit het water. Met een hefboom in een soort lier, een kaapstander, die op de werf stond, werden schepen rollend over palen met een kabel omhoog gehesen of te water gelaten. In de werkplaats maakte men mestpramen, roeiboten en schouwen en werden boten gerepareerd. Voor de schepen werd eikenhout gebruikt. Om de naden waterdicht te maken, werden deze dichtgesmeerd met breeuwsel, een mix van hennep en teer. Lekkende delen werden weer waterdicht door daarover stroken zink te spijkeren met daaronder kranten. Daar bovenop kwam koolteer en pek om het waterafstotend te maken.

Indammen en afgraven

Bij de werf waren in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook zo’n negentig schuiten en schouwen in de verhuur. Boeren gebruikten schouwen om onder meer vee, hooi en mest naar de legakkers te vervoeren. Deze plekken waren alleen via het water bereikbaar. Op enkele plaatsen werd het water doorsneden door een dam en op die plaatsen stond een zogenaamde ‘overhaal’, waarbij de dam aan twee kanten was ingesloten door een helling met in het midden een kaapstander om de boot met een kabel omhoog te hijsen en aan de andere kant te water te laten. Aan het eind van die jaren vijftig begon de verkoop en verhuur terug te lopen. Door ruilverkaveling en het graven van de Maarsseveense Plassen veranderde het gebied. Legakkers verdwenen. De enige waterweg van de werf naar de Vecht werd afgesloten en dammen in de nabijgelegen wetering hadden als gevolg dat de scheepswerf volkomen geïsoleerd kwam te liggen. Boeren, tuinders en vissers hadden geen boten meer nodig. Een poging om een andere markt te bedienen door de verkoop van luxe (zeil)boten, een Friese schouw en een woonark boden geen soelaas. In 1965 hield de werf op te bestaan, na ongeveer 200 jaar in bedrijf te zijn geweest.

Historisch belang

De Westbroekse Zodden zijn in 2019 benoemd tot aardkundig monument. Deze status betekent dat het gebied belangrijke historische en educatieve waarde heeft. Door het turfsteken hier zijn in het veen legakkers en waterpartijen ontstaan met trilveen en moerasbos. Een van de Klompenpaden, het Zoddenpad, gaat door dit gebied heen, en passeert ook de voormalige scheepswerf.

De beelden komen uit het archief van de familie Van den Berg, waartoe ook Peter de Boer behoort. 'Ik ken de omgeving, omdat ik ruim twee jaar bij mijn oom Brunis en tante heb gewoond. Mijn oom Brunis van den Berg en tante Corrie waren eigenaar van een scheepswerf.'

Geschreven door Peter de Boer