Julius Civilis en de Bataafse opstand
De opstand onder leiding van Julius Civilis in 69-70 na Chr. in Germania Inferior staat ook wel bekend als de Bataafse opstand. Veel van deze opstand is gedocumenteerd door de Romeinse schrijver Publius Cornelius Tacitus, die leefde van 56 tot 117 na Chr. Het verhaal van de Bataafse opstand spreekt eeuwen later nog steeds tot de verbeelding. Zelfs grote schilders als Rembrandt van Rijn en Otto van Veen hebben er met hun werk aandacht aan besteed.
In de maand augustus van het jaar 69 na Chr. overtuigde Julius Civilis zijn Bataafse volgelingen en naburige volken (de Cannefaten, de Friezen en de Chauken) ervan om zich aan te sluiten bij zijn opstand tegen Germania Inferior, zoals de naam luidde van de Romeinse provincie die een groot deel van Zuid-Nederland omvatte. De Romeinse forten in Utrecht, Zuid-Holland en Gelderland werden overrompeld en soms zelfs volledig afgebrand.
Wie een bezoek brengt aan DOMunder op het Utrechtse Domplein vindt daar de restanten van het afgebrande fort terug. De gouverneur van Germania Inferior genaamd Flaccus zette een tegenoffensief in, waarna de Bataven een reeks overwinningen binnenhaalden. Nijmegen ging in vlammen op en de resterende Romeinse troepen vluchtten ternauwernood naar Castra Vetera, het huidige Xanten (Duitsland). Een groot deel van de Bataafse troepenmacht zette Civilis in voor de belegering van Castra Vetera, waar hij pas maanden later de overwinning behaalde. Ondertussen organiseerde Julius Civilis plundertochten tot diep in het westen van het huidige Duitsland.