De Bilt en zijn slavernijverleden
In opdracht van de gemeente De Bilt deden Dick Berents en Anne Doedens onderzoek naar de betrokkenheid van de inwoners bij slavernij en slavenhandel. Deze ontdekkingstocht leverde een boeiende reis op door de archieven en de literatuur, die een schurende geschiedenis blootlegde. Verrassend was de aanzienlijke hoeveelheid gegevens die zij aantroffen.
Er waren maar liefst zes plantages in Demerary en Essequebo - Nederlandse koloniën in Guyana - waar Biltenaren mee te maken hadden. In Suriname zelf bleken er acht plantages met slaven te zijn geweest die, althans voor een deel, in bezit waren van Biltse ingezetenen en vastgoedeigenaars of hun verwanten.
Zwaar werk en slechte leefomstandigheden
Hoe wijd verspreid de betrokkenheid van de Biltse elite bij slavernij was, blijkt uit de voorbeelden die hierna beschreven worden. Zo bezat de familie van de Biltse ambachtsheren Van Ewijck aandelen in de Provinciale Utrechtsche Geoctroyeerde Compagnie. Die compagnie was eigenaar van de Surinaamse koffieplantage Utrecht. Op de ruim 161 hectare daarvan werkten in 1738 121 tot slaaf gemaakten die een hard leven hadden. Door het zware werk en de slechte leefomstandigheden stierven veel van deze ongelukkigen. Ook de familie van de heren van Westbroek, de Van Tuyll van Serooskerkens, verdiende aan deze plantage.