Slavernijverleden van de provincie Utrecht

De Bilt en zijn slavernijverleden

5 min

In opdracht van de gemeente De Bilt deden Dick Berents en Anne Doedens onderzoek naar de betrokkenheid van de inwoners bij slavernij en slavenhandel. Deze ontdekkingstocht leverde een boeiende reis op door de archieven en de literatuur, die een schurende geschiedenis blootlegde. Verrassend was de aanzienlijke hoeveelheid gegevens die zij aantroffen.

Er waren maar liefst zes plantages in Demerary en Essequebo - Nederlandse koloniën in Guyana - waar Biltenaren mee te maken hadden. In Suriname zelf bleken er acht plantages met slaven te zijn geweest die, althans voor een deel, in bezit waren van Biltse ingezetenen en vastgoedeigenaars of hun verwanten.

Zwaar werk en slechte leefomstandigheden

Hoe wijd verspreid de betrokkenheid van de Biltse elite bij slavernij was, blijkt uit de voorbeelden die hierna beschreven worden. Zo bezat de familie van de Biltse  ambachtsheren Van Ewijck aandelen in de Provinciale Utrechtsche Geoctroyeerde Compagnie. Die compagnie was eigenaar van de Surinaamse koffieplantage Utrecht. Op de ruim 161 hectare daarvan werkten in 1738 121 tot  slaaf gemaakten  die een hard leven hadden. Door het zware werk en de slechte leefomstandigheden stierven veel van deze ongelukkigen. Ook de familie van de heren van Westbroek, de Van Tuyll van Serooskerkens, verdiende aan deze plantage.

Jan Wolters zou in 1797 het Biltse buiten Jachtlust kopen en de spelling veranderen in Jagtlust, zodat het landhuis dezelfde naam had als zijn plantage.

Buitenplaatseigenaren

Bovenaan de lijst van eigenaren van de plantage de Leonora in Demerary stond in 1810 Willem Jan Both Hendriksen (1780-1853), bewoner van buitenplaats Sandwijck. De familie van Jan Wolters van de Poll, de bewoner van Jagtlust deed investeringen in de in 1745 gestichte plantage Nieuwe Grond waar koffie en katoen werden geproduceerd. Jan Wolters zou in 1797 het Biltse buiten Jachtlust kopen en de spelling veranderen in de huidige, Jagtlust, zodat het landhuis dezelfde naam als zijn plantage had. Jan de Rovere van Breugel (1757-1829) was eigenaar van de Maartensdijkse buitenplaats Rustenhoven. Hij hoorde tot een aanzienlijk geslacht, dat een aandeel had in twee Surinaamse koffieplantages: Kocqsdam (later Clifford Kocqshoven geheten) en Kokswoud. De in Westbroek geboren Hendrick Maurits van Weede (1737-1796) was een lid van de familie Van Weede, die Collel Weede, het verdwenen buiten aan de Welfferweg, bezat. Hij was bewindhebber van de West Indische Compagnie die nauw betrokken was bij de slavenhandel.

Excuses

Onder de bovenlaag van de bevolking waren nog veel meer mensen op de één of andere manier betrokken bij de slavernij. Op 1 juli 2023, bij de herdenking van het afschaffen van de slavernij 150 jaar geleden, bood de Biltse burgemeester Sjoerd Potters hiervoor excuses aan. Het grootste deel van de inwoners van de dorpen bij De Bilt bestond echter uit landbouwers en boerenknechten, die geen enkele relatie met de slavernij hadden. Het Biltse onderzoek illustreert nog eens hoe belangrijk het verhaal van slavernijverleden voor onze hele geschiedenis is.

 

Verder lezen

Dick Berents en Anne Doedens, De Bilt en zijn slavernijverleden (Zwolle 2023).

Geschreven door Anne Doedens Online Museum De Bilt

Extra info