De Bloedraad van Alva in Utrecht
Ketterse hagenpreken en een driedaagse Beeldenstorm. De zomer van 1566 is de roerigste periode van de Reformatie. Een tijd waarin de Spaanse koning Filips II alles op alles zet om onrust en tegenstand in de lage landen de kop in te drukken. Daarvoor roept hij de hulp in van Alva, zijn beste bevelhebber. Deze IJzeren Hertog kwam orde op zaken stellen. Dat heeft Utrecht geweten.
Twee jaar voordat Alva de stadspoort van Utrecht binnenstapt, zien calvinisten hun kans schoon om ruimte op te eisen waar ze hun ideeën kunnen verspreiden. Koopman Dirk Cater en schoenmaker Willem Cozijnsz. zijn aanhangers van het calvinisme en kloppen aan bij het stadhuis. Hun verzoek: ze willen kerken waarin ze hun preken kunnen houden. Een antwoord van de Raad laat lang op zich wachten. Te lang.
Ongeduld
Het volk wordt ongeduldig en slaat aan het stormen. Verschillende kerken in de stad moeten het ontzien. Beelden, kruizen, boeken, stoelen, ze worden allemaal vernield. Wat precies de vlam in de pan doet slaan, is onduidelijk. Zijn het lang opgekropte gevoelens van onvrede? Of is het volk geïnspireerd door de berichten over Beeldenstormen in Vlaanderen, Brabant en Amsterdam? Het fenomeen blijkt in ieder geval een beweging die zich in razend tempo verspreidt.
In Utrecht groeit de menigte stormers rap uit tot enkele honderden mensen. Drie dagen lang beheersen ze de straten en plunderen ze verschillende kerken. Nog steeds wachtend op een antwoord van de Raad. Wanneer Dirk Cater en Willem Cozijnsz. nogmaals aankloppen bij het stadhuis krijgen ze wat ze eisen: de Raad wijst hen de Jacobikerk toe uit angst voor verdere escalatie.