De brieven en reisverslagen van reiziger Cornelius

5 min

Tegenwoordig kun je een verslag van je reis maken op social media. Vroeger schreef je brieven of een reisverslag. Een reiziger die dat heel trouw deed, was Cornelius de Jong van Rodenburgh. Veel van zijn brieven en reisverslagen zijn bewaard gebleven in het archief van de familie van zijn kleindochter. ‘Wensch mij welkom in eene der merkwaardigste steden van Italien, die ik van mijne eerste jeugd verlangd heb te zien’, schrijft hij over Sardinië.

Cornelius werd in 1762 geboren in Oudewater. Zijn vader was daar stadssecretaris en notaris. Maar ‘Keesje’ had geen belangstelling om zijn vader op te volgen. Hij wilde naar zee! Als jongen van 15 jaar vertrok hij als adelborst, officier in opleiding. Zijn eerste reis ging naar de Middellandse Zee. In 1779 kwam hij terug naar Nederland en deed hij examen voor luitenant. Na twee maanden vertrok hij alweer, als vierde luitenant op het linieschip ‘Mars’ naar West-Indië. Binnen een jaar maakte hij promotie tot tweede luitenant.

Het ‘reis-verhaal’

In 1784 voer Cornelius uit voor een reis naar Algiers als eerste luitenant en in 1785 werd hij kapitein. In 1786 vertrok hij voor een lange reis naar de Middellandse Zee. Over deze reis schreef hij een uitgebreid verslag dat in het archief van de familie Quarles bewaard is gebleven. Cornelius was heel geïnteresseerd in de natuur en beschreef planten en dieren die hij aan wal zag. Zo schrijft hij over een ‘tour te paard’ op Sardinië het volgende: ‘Na de middag deed ik met den Bardon de LaRosiette en twee officieren een tour te paard langs de zout pannen, het zout langs ‘t strand op groote hoopen, hooger als het hooi op ’t veld geschoten geeft van verre door de witheid geen kwaad gezigt. De paarden zijn niet groot maar vrij goed in ’t eiland, na 2 uuren rijdend door een terrain dat niet zeer gangbaar is, kwamen wij terug.’

Maar ook feesten, diners en stadsbezoeken werden voor het nageslacht vastgelegd in zijn ‘Brievswijze reis-verhaal’. ‘Zijn exellentie is inneemend voor vreemdelingen, en vroeg ons wederom zo als altijd de gewoonte is, te eten met 6 of 8 van de ten minsten 50 menschen die hem hof kwamen maken. De maaltijd vond ik meer zindelijk dan pragtig, ’t geen men niet van de vertrekken kan zeggen, de glazen zijn zo vuil dat men er nauwelijks door zien kan, en de verschiede hoeken hangen de spinnewebben.’

De glazen zijn zo vuil dat men er nauwelijks door zien kan, en de verschiede hoeken hangen de spinnewebben

Een romance in Kaapstad

De vloot naar Nederlands-Indië voer in die tijd onder konvooi van oorlogsschepen langs de kust van West-Afrika tot Kaapstad. In Kaapstad wachtten de oorlogsschepen dan op de retourvloot. Ook Cornelius voer met zo’n konvooi mee als kapitein van de ‘Scipio’. In 1792 ontmoette hij in Kaapstad Marie Magdalena le Sueur. Het was liefde op het eerste gezicht. Pas in 1794 kon hij terug naar Kaapstad en toen konden de geliefden trouwen. Maar voordat het konvooi terug voer, was Marie zwanger en mocht ze niet meer mee met een oorlogsschip. Er brak weer oorlog uit en de Nederlanden werden bezet door de Fransen. Pas in 1798 lukte het Cornelius om Marie met een Deens schip op te halen en naar de Nederlanden te brengen.

Geschreven door Nettie Stoppelenburg Vakspecialist, historica en schrijver. Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Bronnen

Jaap R. de Bruijn en Carla van Baalen, Van zeeman tot residentieburger: Cornelius de Jong van Rodenburgh (1762-1838). Hilversum, 1996

Vogelzang, ‘Cornelius de Jong van Rodenburgh (1762-1838). Marineofficier en grondbezitter.’ In: Utrechtse biografieën. Tussen de Lek en de Hollandsche IJssel. Utrecht, 2003.

Carla van Baalen en Dick de Mildt, ‘Weest wel met alle menschen’. De Kaapse brieven van Cornelius de Jong van Rodenburgh. Hilversum, 2012

Het Utrechts Archief, toegang 1140, inventarisnummer 719, Brievswijze reis-verhaal.

Aanvullende informatie