De Buitenplaatsen van de Utrechtse Heuvelrug
Vanaf het einde van de 18de eeuw oefent de Utrechtse Heuvelrug aantrekkingskracht uit op stichters van buitenplaatsen. De bereikbaarheid van het Heuvelruggebied verbetert na de verharding van de straatweg tussen Utrecht en Rhenen in 1818, maar krijgt na 1850 een nog krachtiger impuls door de aanleg de spoorlijn Utrecht – Arnhem.
De ontwikkeling van de buitenplaatsen op de Heuvelrug start vanuit de stad Utrecht en schuift zo langs de lijn van het karrenspoor langzaam op naar het oosten. De spoorlijn Utrecht-Arnhem zorgt vanaf 1843 voor een nog betere verbinding en ontsluiting. Deze spoorlijn loopt van Utrecht via Zeist en Driebergen en vervolgens boven de Heuvelrug langs, via Maarn en Veenendaal naar Arnhem.