De dijkdoorbraak van de Lekdijk in 1624
Het jaar 1624 begint met sneeuw en ijs. Rivieren zijn dichtgevroren en in januari begint het ijs te kruien. Midden in de Lek bij Vianen ligt een zandbank. De zuidelijke stroom is daar illegaal afgedamd en de noordelijke stroom raakt door kruiend ijs verstopt. Op 11 januari veroorzaakt het opgestuwde water een dijkdoorbraak bij ’t Waal.
Het water stroomt via de polder Rietveld richting Schalkwijk en vervolgens naar Jutphaas, Utrecht en Woerden. De werfkelders langs de Oudegracht lopen onder. Het water gaat verder en al snel staat het hele gebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn onder water. De kades langs de Wiericke houden het water nog even tegen, maar ook die bezwijken en dan stroomt het water richting Rotterdam, Delft en Leiden. Pakhuizen in Rotterdam staan onder water. De boeren rond Rotterdam en Gouda trekken met hun vee en hun huisraad naar de steden. De stadspoorten staan dag en nacht open om de vluchtelingen binnen te laten. In Woerden wordt een dam aangelegd om het water richting Amstelland te laten stromen. Maar dat kunnen de sluizen bij Amsterdam niet aan en ook een deel van Amsterdam komt daardoor onder water te staan.