De Hollandsche Knoopenfabriek van Spakenburg
Door de afsluiting van de Zuiderzee is voor Bunschoten-Spakenburg veel veranderd. Een van de eerste dingen die veranderde was de opkomst van industrie, waarvan de grootste de zogenaamde Hollandsche Knoopenfabriek was. Veel visserszonen en -dochters kwamen hier te werken.
Om de vraag te kunnen beantwoorden waarom de fabriek naar Spakenburg kwam moeten wij terug naar de geplande afsluiting van de Zuiderzee en de Zuiderzeesteunwet. Door de afsluiting werd verwacht dat vele vissers zonder werk zouden komen te zitten en begon de overheid een initiatief om fabrieken in de oude vissersdorpen te vestigen. Directe staatssteun was uit den boze, waardoor het aan de gemeentebesturen was om zelf een fabriek over te halen tot vestiging.
De gemeente Bunschoten begon hier al vroeg aan en benaderde verschillende fabrieken, maar viste in eerste instantie achter het net. Echter, in begin 1929 verliet Samuel Frankfort, directeur bij de Vereenigde Banden- en Knopenfabriek, dit bedrijf met het plan zijn eigen knopenfabriek in Amersfoort te beginnen. Het gemeentebestuur benaderde Frankort en probeerde hem te overtuigen toch in Spakenburg te vestigen. Hij stelde harde eisen, zoals het kosteloos verkrijgen van een fabrieksgebouw en een toelage op loonkosten om de inwerkperiode te bekostigen. Dit zou zijn om de extra kosten door de slechte bereikbaarheid van Spakenburg, zonder tram of treinverbinding, te compenseren. Hier werd, na overleg met de rijksoverheid die een lening verschafte aan de gemeente Bunschoten, in grote lijnen mee ingestemd.