De koninklijke wachtkamer van station Baarn
Koninklijke wachtkamers op treinstations zijn een zeldzaamheid in Nederland. Ze zijn vandaag de dag alleen maar te vinden in Den Haag, Amsterdam, Baarn en in het Spoorwegmuseum in Utrecht. Baarn is een opvallende naam in dat rijtje: want hoe komt een van oorsprong kleine plattelandsgemeente nu aan een koninklijke wachtkamer?
Voor het antwoord op die vraag moeten we terug naar de tijd van prins Hendrik, die leefde van 1820 tot 1879. Prins Hendrik, de broer van koning Willem III, wilde graag een aftakking van de Oosterspoorlijn – die liep van Amsterdam naar Zutphen – naar zijn eigen woonpaleis in Soestdijk. De koning stak daar een stokje voor: Willem III beschikte zelf namelijk niet eens over een aftakking van Apeldoorn naar Paleis het Loo en hij was van mening dat 'alleen de koning een eigen spoorverbinding mocht hebben'. Ter compensatie voor prins Hendrik kreeg hij zijn eigen koninklijke wachtkamer op station Baarn.
Monumentale wachtkamers
De wachtkamer in station Baarn kent twee vertrekken, een grote salon en een kleine kamer met een toilet. Tegenwoordig beperkt het gebruik van de wachtkamers door koninklijke gasten zich tot besloten bijeenkomsten en staatsiebezoeken. De NS is nog altijd trots op de monumentale kamers, daarom werd tien jaar geleden besloten alle overgebleven ruimtes te herstellen. In Baarn betekende dit dat een verlaagd plafond dat in de vorige eeuw was geplaatst, werd verwijderd. Hierdoor was er weer plek voor de guirlandes waarmee de kamer was verfraaid. Verder is de kamer versierd met porseleinen hang- en sluitwerk met daarop een bij, omdat de bijenkorf van oudsher een symbool was voor de hiërarchische samenleving.