Ode aan het landschap

De Kromme Rijn aan de wandel

4min

De Kromme Rijn heeft zich over de duizenden jaren van zijn bestaan vele malen verlegd. Hij wandelde als het ware door het landschap. Steeds wierp de rivier zand en lichte klei op zijn oevers, waardoor in een breed gebied relatief hoog gelegen en droge oeverwallen ontstonden. De mens heeft vanaf de late steentijd steeds rondom de meanderende Kromme Rijn gewoond en gewerkt.

Dat was niet anders tijdens de Romeinse tijd, toen de Rijn de Romeinse rijksgrens was, en ten tijde van de vroege middeleeuwen, toen Dorestad als belangrijke handelsmetropool gold. De omstandigheden veranderden, maar de bewoners bleven de Kromme Rijnloop trouw.

Helemaal in lijn met de lange bewoningsgeschiedenis van de rivieroeverwallen was het gebied in de Karolingische tijd ook dicht bewoond. De boeren bewerkten toen het land dat aan abdijen en Utrechtse bisschoppen toebehoorde. De opbrengsten van het land deelden ze met hun heren. De macht van de bisschop van Utrecht nam over de eeuwen steeds verder toe. Hij werd op den duur de landsheer, de machthebber over álle boeren.

Ontginningen

In de 12de eeuw kwamen de ontginningsprojecten in Utrecht in een stroomversnelling. Door een sterke bevolkingsgroei werden er grootschalige nieuwe projecten gestart. Ook de Utrechtse bisschop zag hier de voordelen van in en wees gebieden aan om te cultiveren. Het Langbroek was zo een gebied. Het was een moerassig gebied op de aangeslibde rivierklei van de Rijn. Het had geen afwatering en het bekken werd jaarlijks weer gevuld door overstromingen van de Rijn. Dat probleem moest als eerste worden opgelost.

Om de overstromingen tegen te gaan werd de Kromme Rijn in 1122 afgesloten. Dat stopte na vele eeuwen de meander van de Kromme Rijn. Daarna kon er begonnen worden met de drainage van Langbroek om de gronden te kunnen ontginnen. Deze drainage werd de Langbroekerwetering. Niet voor iedereen was dat overigens goed nieuws. Zo kwam het handelsverkeer over de Kromme Rijn door de afdamming tot stilstand. Om handelaren tegemoet te komen werd daarom een vaart gegraven vanuit Utrecht naar de Lek: de Vaartsche Rijn. Het landschap werd steeds sterker door de mens vormgegeven.

De regionale elite laat zich gelden

Niet alleen de bisschop van Utrecht liet zijn invloed op het landschap gelden. De lagere elite liet in de late middeleeuwen op een aantal plekken ridderhofsteden bouwen. Dat gebeurde langs de Kromme Rijn niet zo massaal als in het nieuw ontgonnen gebied van Langbroek, waar de lagere elite op grote schaal grond had kunnen opkopen. Op het oude land waren er immers nog veel ‘domeinen’ van de hogere adel, waar de lagere heren niet zomaar hun eigen ridderhofstad konden stichten. In Langbroek kon dat wel. De ontginning en toe-eigening van het landschap was voltooid.

In de 17de en 18de eeuw nam het vermogen van de rijke stadsbewoners toe. Zij verlieten de vervuilde steden in de zomerperiode en betrokken een nieuwgebouwd landhuis. Rond deze huizen lieten zij fraaie tuinen en parken aanleggen, die steeds aan de laatste mode werden aangepast. Dat gebeurde zowel langs de Kromme Rijn als in Langbroek.

Dit verhaal verscheen eerder bij Geopark Heuvelrug Gooi en Vecht.

Extra info