De Kromme Rijn aan de wandel
De Kromme Rijn heeft zich over de duizenden jaren van zijn bestaan vele malen verlegd. Hij wandelde als het ware door het landschap. Steeds wierp de rivier zand en lichte klei op zijn oevers, waardoor in een breed gebied relatief hoog gelegen en droge oeverwallen ontstonden. De mens heeft vanaf de late steentijd steeds rondom de meanderende Kromme Rijn gewoond en gewerkt.
Dat was niet anders tijdens de Romeinse tijd, toen de Rijn de Romeinse rijksgrens was, en ten tijde van de vroege middeleeuwen, toen Dorestad als belangrijke handelsmetropool gold. De omstandigheden veranderden, maar de bewoners bleven de Kromme Rijnloop trouw.
Helemaal in lijn met de lange bewoningsgeschiedenis van de rivieroeverwallen was het gebied in de Karolingische tijd ook dicht bewoond. De boeren bewerkten toen het land dat aan abdijen en Utrechtse bisschoppen toebehoorde. De opbrengsten van het land deelden ze met hun heren. De macht van de bisschop van Utrecht nam over de eeuwen steeds verder toe. Hij werd op den duur de landsheer, de machthebber over álle boeren.