Romeinse muntvondst van Bunnik

De unieke Romeinse muntvondst van Bunnik

3min

In het najaar van 2023 zijn in de gemeente Bunnik 404 munten van zilver en goud gevonden, uit het begin van de jaartelling. Het gaat om een unieke combinatie van zowel Romeinse als Britse munten, die zijn begraven in de noordelijke grensregio van het Romeinse Rijk (de Neder-Germaanse limes), die destijds dwars door Nederland liep. Op het Europese vasteland is niet eerder zo een Romeins-Britse muntvondst gedaan!

De jongste Romeinse exemplaren zijn geslagen in de jaren 46-47, ten tijde van keizer Claudius. In die periode steken Romeinse legertroepen de Noordzee over om ‘Britannia’ te veroveren. 44 gouden exemplaren komen uit het huidige Groot-Brittannië, daarop staat de naam van de Britse koning Cunobelinus. Waarschijnlijk zijn de munten na de eerste veroveringen door terugkerende Romeinse soldaten vanuit Britannia naar Bunnik meegenomen: de Romeinse exemplaren als soldij en de Britse als krijgsbuit. 

Historische context en interpretaties 

De muntvondst laat het belang zien van de Neder-Germaanse limes voor de Romeinse invasies van Britannia. In 43 na Christus gaf keizer Claudius opdracht tot de invasie van Brittannië, onder leiding van generaal Aulus Plautius. Vooraf waren al voorbereidingen getroffen op het Europese vasteland om het grondstofrijke eiland bij het Romeinse Rijk te voegen. Langs de Rijn in Nederland werden forten gebouwd. Vanuit het grensgebied werd niet alleen de eerste oversteek in 43 voorbereid, maar kennelijk keerden Romeinse troepen ook via de limes weer terug naar het Europese vasteland, waarbij allerlei zaken mee terug werden genomen zoals de Britse munten. 

Romeinse en Britse munten 

De munten zijn gevonden in de regio van het Romeinse grensgebied, maar buiten de grote bekende Romeinse vindplaatsen zoals fort Trajectum (Utrecht) en Ulpia Noviomagus (Nijmegen). Waarschijnlijk zijn ze in of vlak na 47 na Christus begraven. Waarom is niet bekend. Mogelijk zijn ze verborgen met het idee ze later weer op te graven, of misschien was het een offer, bijvoorbeeld een dankbetuiging aan de goden voor een behouden terugkomst van de strijd. Ze zijn naar alle waarschijnlijkheid in een buidel of stuk stof begraven, weg van de bewoonde wereld. Met een waarde van elf jaar aan soldatensoldij is het ook mogelijk dat een groep de munten heeft begraven.

De gouden munten uit Groot-Brittannië heten staters. Ze zijn niet van puur goud, maar van een legering van goud, zilver en koper. Ze zijn geslagen tussen ongeveer 5 en 43 na Christus, tijdens en net na de heerschappij van de Britse koning Cunobelinus, en tot de eerste Romeinse veroveringen. De naam van Cunobelinus staat in Latijnse letters op de munten vermeld: CVNO[BELINVS].  

De Romeinse munten laten portretten zien van Romeinse machthebbers en keizers. De jongste daarvan, van zilver en goud, zijn van keizer Claudius. Ze zijn geslagen in 46-47 na Christus, rond het einde van de eerste Romeinse veroveringen in Groot-Brittannië.  

In totaal zijn 72 Romeinse munten van goud (aurei, enkelvoud aureus) gevonden, daterend uit de periode 19 v.Chr. tot 47 na Christus. Twee gouden exemplaren zijn geslagen met hetzelfde stempel en ongebruikt - ze vertonen geen sporen van slijtage. De eigenaar heeft ze blijkbaar ontvangen uit een stapel net geslagen muntgeld.  

De meeste Romeinse exemplaren, 288 stuks, zijn van zilver. Deze denarii (enkelvoud denarius) zijn geslagen tussen 200 voor Christus tot aan 47 na Christus. Er zitten bijzondere exemplaren tussen, zoals munten van Julius Caesar en een munt van Juba, de koning van Numidia (Noord-Afrika, het huidige Algerije). 

Wil je de munten zien? Bezoek dan Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.  

Extra info