Stille getuigen van de industrialisatie

De ontbrekende schoorstenen van de bakkers

5 min

Tot 1860 mochten bakkers niet voor eigen gewin brood verkopen en waren ze gebonden aan strenge regelgeving van de overheid. Zo mochten de molenaars het meel alleen maar malen. De opheffing van de broodzetting, zoals dat geheel aan regels en voorschriften werd genoemd, maakte de weg vrij voor de komst van industriële bakkers en gaf het bakkersvak een heel ander karakter. Maar waarom staan vandaag de dag geen schoorstenen uit die tijd nog overeind?

Na de afschaffing van de broodzetting maakten gemechaniseerde deegmengers en grotere ovens het mogelijk om met minder nachtwerkers toch veel meer brood te produceren. Ook de mogelijkheden van de meelleveranciers namen toe: ze mochten andere meelsoorten op de markt brengen, van een betere kwaliteit bovendien. Zo ontstonden vanaf 1880 in de grotere plaatsen broodfabrieken, al nam de ontwikkeling van de industrie pas echt een vlucht toen rond 1900 het luxere tarwebrood op de markt kwam.

Vanaf 1920 kregen de fabrieken concurrentie uit onverwachte hoek, toen de elektrische ovens het bakproces eenvoudiger maakten voor kleinere bakkers. De verzuiling in Nederland deed de rest – je kocht brood bij de bakker van je eigen geloof of overtuiging. De fabrieken verdwenen langzaam maar zeker uit het straatbeeld, ondanks de goede naam van broodfabrieken als die van A. Bast en Zonen aan de Grote Spui in Amersfoort of die van de Coöperatieve Bakkerij Des Werkmans Welvaart in Soest.

Handkar en fiets

Elke plaats of wijk had zijn eigen bakkers. Een drietal bakkers in Utrecht besloot het grootser aan te pakken en richtte in 1918 de N.V. Utrechtse Luxe Brood- en Banketbakkerij op, beter bekend als de Lubro. Dat resulteerde in een fabriek in de woonwijk Lombok en zo keerde de broodfabriek toch weer terug in het straatbeeld. Diverse winkelfilialen, toen broodmagazijnen geheten, werden geopend in de gehele stad. Voor verdere expansie werd in 1948 aan de Zeedijk in stadsdeel Bemuurde Weerd een nieuwe broodfabriek met kantoor geopend. Ondertussen bleef de banketbakkerij in Lombok bestaan. De bezorging geschiedde tot ver in de jaren 1960 met behulp van handkar en fiets.

De Lubro-broodfabriek aan de Zeedijk beschikte over een hal met een bijzonder gebogen dak van beton. Door schaalvergroting wisselde de fabriek verschillende keren van eigenaar en tenslotte werden in 2004 de deuren gesloten. De restanten van deze fabriek staan er nog en zijn inmiddels gemeentelijk monument. De fabriek is de enige historische grootschalige broodfabriek van de provincie Utrecht die bewaard is gebleven. De hal wordt de komende jaren herontwikkeld en blijft dus behouden.

Geen fabriek en dus ook geen schoorsteen

Bij verschillende oudere bakkerspanden is vaak nog goed te zien dat een traditioneel bakkerspand bestond uit vier gedeelten: de winkel, de bakkerij, de opslag dan wel het pakhuis en het woonhuis. Een mooi voorbeeld hiervan is de Amersfoortse broodfabriek A. Bast en Zonen aan het Grote Spui 11 en 13. Ook de Haarzuilense bakkerij ‘In het gezegende brood’ kent zo’n herkenbare indeling. Fabrieken waren het niet, schoorstenen ontbreken dan ook.

Dat is eveneens het geval bij het voormalige bakkerspand in Jutphaas, gelegen in de Rivierenwijk van Utrecht: het pand is nog compleet, maar de schoorsteen ontbreekt. Het pand uit 1908 werd na twaalf jaar al een sigarenfabriek. Het geheel is evenwel nog steeds herkenbaar als bakkerspand.

Geschreven door Bert Poortman USINE

Aanvullende informatie