De oorlogsjaren van een kind in de Grebbelinie
De boerenzoon Johan Lagerweij is nog maar een kind als in mei 1940 voor Nederland de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Tijdens de mobilisatie had hij al gezien hoe er in zijn geboortedorp Scherpenzeel, gelegen in de Grebbelinie, de militaire stellingen in opperste staat van paraatheid werden gebracht.
Na de Duitse invasie is het evacueren van het melkvee een van de eerste gebeurtenissen waaraan de kleine Johan merkt dat er grote veranderingen op komst zijn. Dat vee moet worden geëvacueerd omdat het midden in het schootsveld staat. Dat is niet alleen gevaarlijk voor de dieren zelf, maar ook strategisch onhandig: het zou immers gebruikt kunnen worden om achter te schuilen. Via Wijk bij Duurstede wordt het vee naar Zuid-Holland geleid. Gerard, Johans vader, smeert een beetje rode menie (een soort verf) op de koppen van zijn koeien in de hoop ze later te herkennen.
Na het vee moeten ook de mensen de Gelderse Vallei verlaten. Inwoners uit Scherpenzeel, Renswoude en Woudenberg worden geëvacueerd naar Noord-Holland. Ze verzamelen zich eerst op het treinstation Woudenberg/Scherpenzeel en gaan later naar een lege soldatenbarak bij een melkfabriek, waar ze slapen op uitgestrooid stro. Tijdens de evacuatie blazen Nederlandse militairen in de Grebbelinie boerderijen en huizen op die in het schootsveld staan. Vanuit de schuilplaats ziet Johan de rookpluimen boven de brandende boerderijen hangen.