De Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht
Op de hoek van de Springweg en de Walsteeg staat een witgepleisterd pand. De groene poort geeft toegang tot de zetel van de Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht. Dit is een liefdadige instelling, geleid door een groep edellieden. De geschiedenis gaat terug op de Kruistochten, de militaire operaties in het Midden-Oosten, die tot doel hadden de heilige stad Jeruzalem te heroveren op islamitische heersers. Na aanvankelijke successen verliep de strijd moeizaam tot in 1291 de laatste vesting in Palestina, Akko, in vijandelijke handen viel.
Kruisvaarders
De meest gemotiveerde christelijke strijders tijdens de Kruistochten waren de leden van de zogeheten geestelijke ridderorden, die ook een monniksgelofte hadden afgelegd. Dat waren de Tempeliers, de Johannieters en de Duitsche Orde. Hun doelstellingen waren de strijd voor het geloof en de zorg voor zieken en gewonden. Voor het geestelijke heil zorgden priester-broeders, die niet aan de strijd deelnamen. De ridder-broeders moesten van adel zijn, de priesters niet. De drie Orden stonden elk onder gezag van een grootmeester.
De Duitsche Orde, die haar leden vooral uit het Duitse Rijk rekruteerde, waartoe ook het huidige Nederland behoorde, begon in 1231 aan een nieuw strijdtoneel aan de Oostzee. Daar woonden volkeren die door katholieke vorsten in de regio als heidens en bedreigend werden gezien. De Duitsche Orde vestigde hier een eigen staat (Pruisen en Lijfland), gelegen in wat nu Estland, Letland, de enclave Kaliningrad en stukken van Litouwen en Polen is.
De activiteiten van de geestelijke ridderorden werden gesteund door schenkingen van rijke sympathisanten. Dat was ook in de Lage Landen het geval. Zo schonken ridder Sweder van Dingede en zijn vrouw Beatrix de Orde in 1231 een stuk land net buiten de Utrechtse stadsmuren aan de Duitsche Orde, om daar een huis te stichten van waaruit de broeders hun werk konden doen.