De strijd om Nieuwersluis
De Oude Hollandse Waterlinie werd in juni 1672 in gebruik genomen om de opmars van de Franse legers van koning Lodewijk XIV tot stilstand te brengen. Door de Franse bezetting van de Hollandse versterkte stad Naarden volgde de Oude Hollandse Waterlinie vanuit de Zuiderzee de Vecht. Bij Nigtevecht boog de linie af in westelijke – Hollandse – richting. Dit betekende dat de Vechtstreek niet door de waterlinie werd beschermd. In 1672 en 1673 werd de streek geplunderd door Fransen op zoek naar geld, materiaal en levensmiddelen.
Maandenlang probeerden de Franse legers onder leiding van de hertog Luxembourg tevergeefs een weg te vinden door de uitgestrekte onder water gezette polders. In het voorjaar van 1673 kwam Lodewijk II van Bourbon, de prins van Condé naar Utrecht om de leiding over de Franse legers over te nemen. Na een feestelijk onthaal op 1 mei begon Condé zijn verkenning van de Oude Hollandse Waterlinie.
Tegenaanval
Condé liet de commandant van Woerden naar Utrecht komen en bracht zelf een bezoek aan Naarden. Hij stuurde vervolgens soldaten naar Muiderberg, ’s-Graveland en diverse posten langs de Vecht, waaronder Nieuwersluis. Hertog Luxembourg ging met een groot aantal soldaten en hoge officieren naar Woerden.
Om de Franse plannen te dwarsbomen gingen de Nederlandse soldaten onder leiding van stadhouder Willem III van Oranje over tot een tegenaanval. Na overleg met kolonel Johan van Stockheim in Weesp vertrokken in de ochtend van 14 mei zo’n 1.600 man met een groot aantal boten naar Nieuwersluis. De Franse bezetting vluchtte naar Breukelen, en enkele uren later zag een Franse verkenningseenheid dat de Nederlandse soldaten en boeren bezig waren met het aanleggen van versterkingen. Eén van de Fransen werd hierbij gedood.