De trekschuit, het openbaar vervoer van de zeventiende eeuw
Reizen was vroeger niet altijd even comfortabel. De wegen waren slecht en onverhard. Koetsen met vering waren nog niet uitgevonden. Maar in het waterrijke westen van Nederland werd daar iets op bedacht: de trekschuit. De trekschuit was het meest typerende vervoermiddel in het westelijk deel van Nederland. Comfortabel bovendien én punctueel. Buitenlandse bezoekers raakten er niet over uitgepraat.
Vanaf de zestiende eeuw werden speciale trekvaarten gegraven. Paarden en mensen trokken de trekschuiten voort via de jaagpaden langs rivieren en vaarten. Soms was het jaagpad zo smal, dat er geen ruimte was voor een paard. Maar waarom gebruikte men geen zeil? Dat kon of mocht vaak niet vanwege de drukte op het water of vanwege bochten in de rivier. Om trekschuiten goed door de bochten te leiden, stonden er rolpalen aan de waterkant. Langs deze rollende palen werd het jaagtouw geleid, waardoor het schip niet de kant terechtkwam. Langs de Vecht, voorbij Utrecht en in de buurt van Breukelen, staan enkele replica’s.