Ode aan het landschap

De uitdaging van het Utrechtse landschap voor de Romeinen

4 min

De Nederlandse grond bezetten werd de Romeinen niet makkelijk gemaakt. Zodra ze aan het begin van onze jaartelling het land van de huidige provincie Utrecht bereiken, treffen zij een heel waterrijk gebied aan.

Het land bestond uit waterrijke en drassige kommen die werden afgewisseld met hoger gelegen ruggen waarop de inheemse bevolking woonde. In het westen van het gebied lag een moeilijk doordringbaar moerasbos. Dit moerasbos was alleen met een kano te doorkruisen. Nog westelijker lagen enorme veengebieden die zich uitstrekten tot aan de kust. In deze veengebieden kon men nauwelijks wonen, maar er werd hier wel gejaagd en gevist. In het noordoosten lag de Utrechtse Heuvelrug. Deze Heuvelrug is een stuwwal die 200.000 jaar geleden door het landijs hiernaartoe was geduwd. Deze plek bleef onderdeel van het vrije Germanië, ook wel het Germania Libera genoemd.

De veranderlijke Rijn

Het Utrechtse landschap zag er 2000 jaar geleden anders uit. Dit gold ook voor de belangrijkste rivier van de provincie, de Rijn. De Romeinen noemden deze rivier de Rhenus. De belangrijkste waterloop van toen is tegenwoordig slechts een zijtak van de Rijn en wordt nu Oude Rijn genoemd. De rivier stroomde vroeger langs Wijk bij Duurstede en Utrecht richting Woerden en vervolgens naar de Noordzee. Aangezien men toen nog geen dijken bouwde, had de natuur vrij spel. Als gevolg daarvan traden rivieren regelmatig buiten hun oevers en verlegden zij daarbij hun loop. Daarom moesten de Romeinen ontzettend veel manschappen inzetten om de paden, bruggen, losplaatsen en rivierbeschoeiingen te onderhouden. Zij brachten hiervoor hun kennis als volleerde ingenieurs in de praktijk.

Het uitdagende landschap zorgde ervoor dat de Romeinen tijdens hun bezetting van het Middelnederlandse rivierengebied voortdurend een strijd moesten voeren tegen het water.

Stijgende zeespiegel

Het uitdagende landschap zorgde ervoor dat de Romeinen tijdens hun bezetting van het Middelnederlandse rivierengebied voortdurend een strijd moesten voeren tegen het water. In de derde eeuw werden de lager gelegen gebieden drassiger, omdat de zeespiegel in deze eeuw steeg. Dit noemen we een transgressiefase. Als gevolg hiervan steeg het zeepeil en daarmee ook het waterniveau van de rivieren. Sommige plekken waren niet meer bewoonbaar. De inheemse nederzetting op De Horden, bij Wijk bij Duurstede, is in de derde eeuw vermoedelijk om deze reden verlaten. Het stijgende waterpeil is daarom ook één van de oorzaken van de teruglopende inheemse bevolking aan het einde van de Romeinse tijd.

Ontbossing

De komst van de Romeinen had ook een systematische ontbossing van het landschap tot gevolg. Dit deden ze om hun weg- en waterwerken te kunnen realiseren: daar was erg veel hout voor nodig! Een andere reden voor het kappen van de bomen was de behoefte aan meer landbouwgrond. Bij de ontbossing moesten niet alleen de eiken en essen (de dure houtsoorten) eraan geloven. Ook de elzen en wilgen werden omgekapt.

Aanvullende informatie