Aan het werk!

De Utrechtse dienstmeid

5 min

Vroeger hadden veel gegoede Utrechters een dienstmeid in dienst. Zij deden de huishoudelijke taken. Schoonmaken, wassen, strijken, naaien, verstellen van kleren, koken, de stoep schrobben en wat er nog meer nodig was. En dit zeven dagen in de week. Het was zwaar werk voor een mager loon. Bovendien was de waardering niet erg groot: de mevrouwen waarvoor de dienstmeiden werkten, klaagden steen en been over hun luiheid en lichtzinnigheid. Wie waren deze dienstmaagden en waarom werden ze ‘trekmus’ genoemd?

De vereniging van dienstboden ‘Allen voor Elkander’ zette eind 19de eeuw in op meer zondagsrust voor dienstboden, en vroeg daarom de meesteressen minder feesten en diners op zondag te organiseren. Dit had niet veel resultaat. Het werd zelfs erger toen de Buurkerk in 1918 besloot een speciale dienst voor dienstboden te organiseren: een half uur eerder dan in andere kerken. Zo kregen de dienstmeiden de gelegenheid om de koffietafel klaar te hebben staan voor de mensen waarbij ze dienden, want ze waren een half uur eerder thuis.

Trekmus

Wie waren de dienstmeiden? Veel kwamen er uit het weeshuis. De weesmeisjes kregen in de grote huishouding van het weeshuis een opleiding tot dienstbode. Bij de stichting van het Gereformeerd Burgerweeshuis in Utrecht was dat al in de stichtingsbrief vastgelegd: de meisjes werden opgeleid om ‘goede luyden dienen’, in een klooster te helpen of om een handwerk te leren. Er werd geen rekening gehouden met aanleg en ambitie: het was niet de bedoeling dat ze boven hun stand uit zouden groeien.

Een andere groep waaruit veel dienstboden kwamen, waren de meisjes uit dorpen uit de wijde omgeving van Utrecht. Ze droegen nog een vleugelmuts, ook wel trekmuts genoemd, de dracht van de Utrechtse boerinnen. De dienstboden werden door de Utrechtse straatjochies dan ook vaak plagend ‘trekmus’ genoemd.

Er werd geen rekening gehouden met aanleg en ambitie: het was niet de bedoeling dat dienstboden boven hun stand uit zouden groeien

Dienstboden moesten hun plaats kennen

Het harde werken leidde niet tot veel waardering: er werd veel geklaagd over de dienstboden. Door de mevrouwen en door de vereniging ‘Trouw moet blijken’. Volgens hen was ‘trouw en eerzaamheid, weleer de Sieraad van de Hollandse Dienstmaagd’ vervangen door ‘dartelheid, ijdelheid of ligtzinnigheid’. In een Utrechtse krant van 1851 werd de oplossing beschreven: op de lagere scholen ‘voor de mindere standen’ moest geleerd worden ‘hoe een ieder ‘...’ voor zijnen meerdere moet bukken.’ (Hulzen, A.)

Het was dan ook vanzelfsprekend dat de dienstboden niet overal naar toe mochten. In 1867 werd voor een concert in park Tivoli van te voren medegedeeld: ‘Dienstboden worden niet toegelaten’.

Trouwen als ideaal

Als alles goed ging, namen de meiden ontslag als ze met de man van hun keuze konden trouwen. Maar zo ging het verhaal niet altijd. Gerrigie Dondegrad werd in 1696 aangenomen als dienstmeid door Anthonie van Laar. Hij vroeg al snel of hij met haar naar bed mocht, en bleef aandringen totdat Gerrigie toestemde. Maar niet nadat Anthonie moest zweren (‘daar geef ik den duivel mijn lijf en ziel op’) haar te trouwen als ze zwanger zou worden. Toen dit gebeurde wilde Anthonie haar afkopen met vier ducaten. De ouders van Gerrigie sleepten hem echter voor de rechter, en uiteindelijk moest hij haar trouwen of haar geld geven totdat het kind twintig was. Maar er zullen ook heel veel meisjes geweest zijn die de gang naar de rechter niet genomen hebben.

Tegenwoordig is het dienstmeisje dat de stoep staat te schrobben of de was in de gracht doet uit het straatbeeld verdwenen. Al sinds 1960 is het aantal inwonende dienstbodes sterk teruggelopen. Het huishouden wordt nu een paar keer in de week door een hulp in de huishouding  gedaan, of gewoon door de mensen zelf.

Geschreven door IJbeling Hartog Schrijfteam UtrechtAltijd Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Bronnen

Bruijn, M. W. J. . (1985). Ach lieve tijd: Dertien eeuwen Utrecht en de Utrechters. Zwolle: Waanders. Deel 15, p. 357

Dankers, J. (1991). Van weeshuis tot steunfonds. Vijf eeuwen stichting van Evert Zoudenbalch. Jaarboek Oud-Utrecht, 173-204.

Hulzen, A. . (1997). Utrechters: Het dagelijks leven in de domstad tijdens de laatste twee eeuwen. Utrecht: Bijleveld.

​Jaski, B. (z.d.). “Observationes & Ecclesiastica” van Aernout van Buchell. Universiteit Utrecht. Geraadpleegd op 22 november 2021, van https://www.uu.nl/bijzondere-collecties-universiteitsbibliotheek-utrecht/collecties/handschriften/buchelius-booth/observationes-ecclesiastica-van-aernout-van-buchell​

Utrechtsch Nieuwsblad, 1904-10-20; p. 3, via collectie Het Utrechts Archief