De verdwenen spoorlijn tussen Bilthoven en Zeist
Begin 1900 werden er verschillende ‘lokaalsporen’ aangelegd om het Utrechtse platteland te ontsluiten. De Nederlandse Centraal Spoorwegmaatschappij (NCS) die al de spoorlijn Utrecht-Zwolle exploiteerde, legde rond 1900 aan de oostkant van Utrecht een tweetal ‘lokaalspoorlijnen’ aan: de spoorlijn Den Dolder-Baarn en de spoorlijn Bilthoven-Zeist. Beide lokaaltreinen reden over het hoofdspoor van de NCS door naar het hoofdstation van Utrecht.
De lijn Bilthoven-Zeist was 7 kilometer lang en liep door een woest gebied met heide, stuifzand en bossen. De lijn was aanvankelijk enkelsporig maar werd in 1912 verdubbeld. Door de nieuwe verbinding kon je vanuit Zeist in 23 minuten naar Utrecht reizen. Dit was een enorme verbetering voor de inwoners van Zeist, Huis ter Heide en later ook Bosch en Duin. De trein haalde de dorpen uit hun isolement en maakte het mogelijk dat zij zich verder ontwikkelden. In nieuw gebouwde villawijken vestigden zich welgestelde forensen, die het buiten wonen combineerden met het werken in de stad.