Het veen en turf van Utrecht

5 min

Het had niet veel gescheeld of het hele noordwesten van onze provincie was één grote waterplas geweest. Eeuwen geleden zag het landschap er heel anders uit dan nu. De plassen bij Vinkeveen en Breukelen waren er nog niet en de bodem bestond uit veen. Dat bleek als het was afgegraven en gedroogd een prima brandstof te zijn: turf.

Al in de oudheid werd in onze streken turf gestoken om als brandstof te gebruiken. Later werden grote delen van de woeste gronden ontgonnen om er landbouwgrond van te maken. Soms echter bleek de bodem veen van goede kwaliteit te bevatten, zoals in het gebied rond Maartensdijk, Achttienhoven en Breukelen. Na droging ontstond turf, die zeer geschikt was als brandstof. Deze turf werd tot diep in de zestiende eeuw gestoken en pas als de bovenste laag was afgegraven, werd de ondergrond voor akkerbouw en veeteelt gebruikt. Ook bij Veenendaal werd veel turf gewonnen.

Baggerbeugel

Turf werd steeds belangrijker als brandstof naarmate er tekort optrad aan brandhout. Het werd gebruikt voor ovens, brouwerijen en steenbakkerijen, en uiteraard voor de haarden in de woonhuizen. De veenlaag was niet beperkt tot de bovengrond. Soms bleek ook onder het grondwaterpeil bruikbare brandstof in de bodem aanwezig.

Turf was dé brandstof van de Gouden Eeuw en toen in het westen de economische voorspoed tot grote bevolkingsgroei leidde, nam de vraag naar turf hand over hand toe.

Aan het einde van de zestiende eeuw werd vanuit East Anglia, een vergelijkbaar vochtig gebied in het oosten van Engeland, de baggerbeugel ingevoerd. Dit was een lange stok met aan het einde een ring en een net. Daarmee kon onder water turf worden gebaggerd, tot enkele meters in de diepte.

Legakkers en petgaten

Turf was dé brandstof van de Gouden Eeuw en toen in het westen de economische voorspoed tot grote bevolkingsgroei leidde, nam de vraag naar turf hand over hand toe. Op steeds meer plaatsen won men turf met de baggerbeugel. De vochtige turf moest vervolgens drogen. Daarom werd het turfgebied in lange smalle stroken verdeeld. Een strook werd tot diep onder het wateroppervlak leeg gebaggerd, de strook daarnaast fungeerde als legakker, waar de turf werd gedroogd. Eerst werd het water er uit geperst en vervolgens werden de turfjes opgestapeld. Als de zaak droog genoeg was, voer men de turf met schuiten naar de afnemer.

Veenlandschap

Het typische veenlandschap is nog steeds zichtbaar bij Breukeleveen. De lange, smalle legakkers worden geflankeerd door de petgaten, de uitgegraven waterstroken. De legakkers zijn van nature onstabiel en kalven af. Dat betekent dat soms hele stukken van de akkers in het water verdwenen. Op die manier ontstonden grote open plassen, zoals bij Vinkeveen. Dat kwam ook doordat veel turfstekers zich niet aan de afspraken hielden en steeds meer van de legakkers ook gingen vervenen.
Turfsteken betekende bovendien, dat er steeds minder land overbleef om belasting over te heffen. De overheden bepaalden daarom aanvankelijk, dat de grondeigenaar die stukken land verveende, elders grond ter compensatie in gebruik moest nemen. Op die manier nam de hoeveelheid land waarover belasting werd geheven, niet af.

Droogmakerijen

De grote, door de turfwinning ontstane plassen, werden later voor een deel weer ingepolderd. Daartoe pompten windmolens het water weg. Die werden al vanaf de vijftiende eeuw gebruikt om de grondwaterstand in de polders te reguleren. Hoewel de grootste droogmakerijen in Holland liggen, zijn er ook enkele in Utrecht. Met name de veenplas van Mijdrecht, die in 1794 werd drooggemalen, is daarvan een voorbeeld. Ook in de negentiende eeuw werden in deze omgeving opnieuw plassen drooggemalen. De ondergrond bleek echter minder vruchtbaar dan gehoopt.

Deze informatie komt van de regiocanon van Utrecht. Daar vind je nog meer hoogtepunten uit het verleden van regio's en plaatsen in de provincie.

Bronnen

S. Boerdam, 'Toon Voorneveld (1902-1968), veenarbeider', in: S. Boerdam (red.), Utrechtse biografieën. Van Angstel tot Kromme Mijdrecht, Utrecht 2001.

F. Brand, 'De turf werd duur betaald' in: Historische Kring Loosdrecht 17 (1990) 79, p. 89-104.

M.A. Dukes-Greup, 'Turfwinning, het Utrechtse veenrecht', Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jg. 27, nr. 1 (2012) 22-28.

M.A. Dukes-Greup, 'Het Utrechtse veenrecht en het ontstaan van het Plassengebied', in: Jaarboekje v.h. Oudheidkundig Genootschap 'Niftarlake', 1991, p. 73-79.

Kimberley Pothuizen, 'Werken in de vervening; 'een vrij beroep'', in: De Proosdijkoerier, 26 (2010), nr. 1, p. 30-32.

Jaques de Raad, Veen-land Water-land: Honderd eeuwen landschap in de Venen (Woerden 2009).

E.J. Rinsma, 'De 800 turfjaren van Vinkeveen' in: Nederlandse Historiën, jg. 12 (1978), p. 193-221.

Stichting Tussen Vecht en Eem, Historische Canon tussen Vecht & Eem (Naarden 2009).

Wim Weijs, Natuur & landschap van de Vechtstreek (Zeist 2011).