Het veen en turf van Utrecht
Het had niet veel gescheeld of het hele noordwesten van onze provincie was één grote waterplas geweest. Eeuwen geleden zag het landschap er heel anders uit dan nu. De plassen bij Vinkeveen en Breukelen waren er nog niet en de bodem bestond uit veen. Dat bleek als het was afgegraven en gedroogd een prima brandstof te zijn: turf.
Al in de oudheid werd in onze streken turf gestoken om als brandstof te gebruiken. Later werden grote delen van de woeste gronden ontgonnen om er landbouwgrond van te maken. Soms echter bleek de bodem veen van goede kwaliteit te bevatten, zoals in het gebied rond Maartensdijk, Achttienhoven en Breukelen. Na droging ontstond turf, die zeer geschikt was als brandstof. Deze turf werd tot diep in de zestiende eeuw gestoken en pas als de bovenste laag was afgegraven, werd de ondergrond voor akkerbouw en veeteelt gebruikt. Ook bij Veenendaal werd veel turf gewonnen.
Baggerbeugel
Turf werd steeds belangrijker als brandstof naarmate er tekort optrad aan brandhout. Het werd gebruikt voor ovens, brouwerijen en steenbakkerijen, en uiteraard voor de haarden in de woonhuizen. De veenlaag was niet beperkt tot de bovengrond. Soms bleek ook onder het grondwaterpeil bruikbare brandstof in de bodem aanwezig.