Dominee uit Veenendaal verzet zich tegen kinderarbeid
Nooit vergeet ik het ongewone geluid van de fabrieksbel, die mij dikwerf wekte, terwijl alles buiten nog donker en stil was, en hoe ik te midden van de afgemeten voetstappen der oudere arbeiders, het getrappel van kleine voetjes kon onderscheiden, die zich voorbij de woningen waar alles nog "in rust was", "naar het werk" spoedden. Ik wist dat er kinderen voorbijgingen, die misschien dezen morgen al slapende uit bed getild waren om, op de kille stenen van den vloer wakker geschud, tot bezinning te komen.
Zo staat geschreven in het boekje van de Veenendaalse dominee Hoedemaker. Het was één van de vele aanklachten tegen de kinderarbeid. Dominee Ph.J. Hoedemaker schreef in 1875 een boekje tegen de kinderarbeid in de textielindustrie. Kinderarbeid was niets nieuws: in de landbouw waren eeuwenlang de kinderen ingeschakeld bij het rapen van achtergebleven aren, het wieden in de moestuin, het weiden van het vee en dergelijke klusjes. Toen was dat een economische noodzaak waar niemand zich druk over maakte. Ook in de industrie was het inkomen van de kinderen belangrijk voor het gezin. Het waren vooral de lange uren, de gevaarlijke en soms ongezonde werkomstandigheden die het protest tegen het inschakelen van jonge kinderen in de fabrieken aanwakkerden.