Eigenhandig: Utrechts ambacht tussen 1850-1914
Na 1870 telde de provincie Utrecht steeds meer fabrieken. Door vernieuwingen, zoals de komst van de stoomkracht, waren diverse beroepstakken gemechaniseerd. Maar een groot aantal van het Utrechts ambacht ging vrijwel onveranderd door: in de landbouw, griendcultuur, touwslagerij en visserij bleef het werk grotendeels handmatig. Tot de Eerste Wereldoorlog veranderde dat ook nauwelijks.
Het dorp Spakenburg was tussen 1860 en 1932 één van de vijf grootste vissersplaatsen aan de Zuiderzee. Rond 1900 bestond de vissersvloot uit ongeveer 200 schepen en het merendeel van de dorpsgenoten was werkzaam in deze beroepstak. Voor Spakenburg vormde de industrialisatie, die zich in Nederland vanaf 1870 inzette, nooit een echte bedreiging: de visserij bleef handwerk. De afsluiting van de Zuiderzee in 1932 en de daarop volgende inpoldering was van veel grotere invloed op het vissersleven. Veel vissers moesten toen pas omzien naar een nieuw beroep. Pas veel later in de 20ste eeuw werd de visserij volledig gemechaniseerd.