Gilden in Woerden

6 min

De eerste gilden hadden nog niets te maken met ‘vakbonden’ voor personen met een bepaald beroep. De oorsprong ligt in een oeroud gebruik: een periodieke feestmaaltijd met vrijwillige bijdragen in spijs en drank. Misschien komt de tegenwoordige buurtbarbecue daar nog het dichtste bij. Met de komst van het christendom krijgen de organisaties een katholiek karakter. Aan het begin van de veertiende eeuw zijn het broederschappen van pastoors, kapelaans, priesters en abten. De leden heten ‘kalendebroeders’, omdat ze steeds op de eerste dag van de (kalender)maand bij elkaar komen.

In Woerden vinden we ‘die broederscap van der kalander’, of ‘bruederscap van de calangerie’. Vermoedelijk wordt deze opgericht in 1388, mogelijk al eerder. De leden zijn ‘eerlijke personen’, pastoors, priesters en edelen uit Woerden, Oudewater en omstreken. Op maandag en dinsdag na Sint Maarten (4 juli) wordt het feest van de broederschap om beurten gehouden in Woerden en Oudewater. Het kost je zes stuivers als je als lid zonder reden niet op het feest verschijnt. Blijf je twee jaar achter elkaar weg, dan eindigt je lidmaatschap. Ook zijn leden verplicht te bidden voor dode en levende broeders. Rond 1550 splitst de broederschap zich op in een Woerdense en Oudewaterse poot.

 

Sociaal bewogen en activistisch

Dit soort verenigingen richt zich op de (feestelijke) verering van een heilige, maar heeft vaak ook een weldadig doel. Ze trekken zich het lot aan van de minderbedeelden in de samenleving. Omdat kerk en staat nog niet zijn gescheiden, krijgen de broederschappen ook politieke invloed. Hun sociale bewogenheid gaat in tegen de gevestigde orde met haar hang naar geld en macht. Het karakter van de gilden wordt gaandeweg minder religieus en meer activistisch. Een belangrijk doel is het bieden van bescherming, desnoods met geweld. Zo ontstaan de schutsgilden of schutterijen.

Ambachten en heiligen

In het midden van de zestiende eeuw vinden we in Woerden naast het schuttersgilde met Sint Joris als patroon nog zeven andere gilden. We weten hoe ze heten, maar het is niet altijd duidelijk voor welke ambachten ze zijn. Het gaat om het Sint Severijnsgilde, het Sint Nicolaasgilde, het Gilde van het Heilige Kruis, het Onze Lieve Vrouwengilde, het Sint Annagilde en het Sint Cornelisgilde. Ze moeten allemaal een altaar hebben gehad in de parochiekerk, de huidige Petruskerk, die was gewijd aan Sint Pieter. Maar in de oudst overgebleven kerkrekening uit 1594 vinden we alleen de namen terug van het Onze Lieve Vrouwegilde en het Heilige Kruisgilde. De schutspatroon heeft altijd iets te maken met het ambacht van het gilde. Volgens een legende heeft de heilige Nicolaas zeelieden gered door een storm tot bedaren te brengen. Zo werd hij de beschermheilige van schippers, scheepsbouwers en vissers. Het beeld van de heilige siert het gildehuis, het gildevaan en het gildealtaar.

Van gilde naar vakbond

Na de Reformatie is alleen het protestantse geloof nog officieel toegestaan. Daardoor verdwijnen katholieke broederschappen als de kalendebroeders. De gilden blijven soms nog sterk op het katholieke verleden leunen. Vaak houden ze hun heilige als schutspatroon, maar die keert meestal niet terug in de naam van het gilde, met uitzondering van het Sint Franciscusgilde. In de Woerdense bronnen komen we nog meer gilden tegen: voor schoenmakers en leerlooiers, kleermakers, goud- en zilversmeden, pan- tichel- en steenbakkers, timmerlieden en metselaars, en smeden. Van niet alle gilden weten we zeker of ze daadwerkelijk hebben gefunctioneerd. Pas in de negentiende eeuw verdwijnen de laatste restanten van de gilden, zoals de gildebus waaruit bijvoorbeeld uitkeringen bij ziekte worden bekostigd. De tijd van de echte vakbonden breekt aan.

 

Bronnen en meer lezen

C.A.J. van Helvoort, Uit Woerden’s Verleden: de Gilden

 

 

Geschreven door Niek de Kort Stichts-Hollandse Historische Vereniging

Extra info