Herberg in Hees als rovershol
Mees Rutgers had in de 17de eeuw een herberg in het gehucht Hees onder Soest. Een afgelegen en slapend boerendorp waar nooit iets gebeurde, zou je denken. Maar niets was minder waar. In februari 1661 stonden Mees en zijn vrouw in de voormalige Paulusabdij terecht voor het Provinciale Hof van Utrecht. Hun straffen vielen nog mee vergeleken met anderen, die aan de galg eindigden. Wat had hij op zijn kerfstok?
Wat we weten over de herberg van Mees Rutgers is afkomstig uit rechtbankverslagen. De herberg was tussen 1654 en 1661 namelijk een centrale plek in de georganiseerde misdaad. Het was een ontmoetingspunt voor leden van een roversbende. Die kwamen hier deels voor dezelfde zaken als andere gasten: uitrusten, overnachten, eten en drinken, spelen en gokken. Maar daarnaast hadden ze een andere agenda: ze beraamden hier hun misdaden, planden rooftochten en brachten gestolen waar onder. De gestolen spullen werden door Mees verkocht, of werden naar helers in Rotterdam en Amsterdam gebracht.