Het ‘familiebedrijf’ van de Utrechtse geestelijke Liudger
Iedereen weet wie Willibrord en Bonifatius waren, maar wie kent Liudger, de enige vroegmiddeleeuwse missionaris van Utrechtse bodem? Zijn wieg stond halverwege de achtste eeuw in de buurtschap Zwezen, waar nu de Utrechtse wijk Zuilen te vinden is. Hij was een telg uit een rijke familie van grootgrondbezitters uit het Vechtgebied. Liudgers grootouders schikten zich naar de op expansie beluste Frankische machthebbers en lieten zich dopen, nog voordat deze vreemde overheersers hun streek veroverd hadden. Ze werden er niet slechter van.
Voor velen van hen lag een prestigieuze kerkelijke carrière in het verschiet. Liudgers broer werd bisschop en zijn zuster abdis. Hijzelf werd naar de kloosterschool op het huidige Domplein in Utrecht gestuurd, waar ook al twee ooms van hem waren opgeleid. Daarna vervolgde hij zijn opleiding in York.
Pelgrimstocht
Rond 775 werd Liudger naar Deventer gestuurd om een door heidense Saksen vernielde kerk opnieuw op te bouwen. Daarna reisde hij naar het noorden om de bevolking in het terpengebied te bekeren. Toen Liudger enkele jaren later door opstandige Friezen werd verjaagd, maakte hij een pelgrimsreis naar Rome en het klooster Monte Cassino ten zuiden van de eeuwige stad.
Dat bezoek inspireerde hem zelf een klooster op zijn familielandgoederen te stichten. Voorlopig kwam daar niets van terecht, omdat Karel de Grote hem naar het laatst veroverde deel van het Friese gebied stuurde om de heidense bevolking tot het christendom te bekeren. Enkele decennia eerder had Bonifatius daar de volkswoede over zichzelf afgeroepen door heidense tempels te vernielen, wat hem fataal was geworden. Liudger maakte het zelfs nog bonter door de heiligdommen van het volk te plunderen en de geroofde kostbaarheden naar Utrecht over te brengen. Anders dan zijn voorganger kwam hij ermee weg, omdat de Frankische bezetter het gebied inmiddels effectief onder controle had.