Hoe de Domtoren door de storm van de kerk werd gescheiden

5 min

Vanaf de 112 meter hoge Domtoren kun je de bouwgeschiedenis van de Utrechtse binnenstad goed zien. Lang geleden stond aan de voet van de toren een grote romaanse domkerk, binnen de muren van het vroegere Romeinse castellum. Maar wie vandaag de dag vanaf de Domtoren naar beneden kijkt, ziet vooral een gapend gat dat de toren van de kerk scheidt.

In 1253 brak in Utrecht een enorme stadsbrand uit. Een deel van de binnenstad ging in vlammen op. Vermoedelijk was de romaanse kerk niet beschadigd, en toch ging bisschop Hendrik van Vianden over tot nieuwbouw. Een gotische kathedraal moest op de plek van de oude kerk verrijzen.

Stukje bij beetje werd de romaanse dom afgebroken en vervangen door een gotisch bouwwerk, te beginnen bij het koor en de kooromgang. Wat een logistiek probleem moet dat zijn geweest. En wat een gebedel om geld! De opdrachtgevers hadden talloze deals om te sluiten. Met ambachtslieden bijvoorbeeld, maar ook met leveranciers van natuursteen. De gelovigen en de aflaathandel moesten geld in het laatje brengen. Alles bij elkaar duurde de bouw liefst 266 jaar.

Fabrieksmeester

De dom was een kerk voor hoge geestelijken, kanunniken, die de bisschop adviseerden bij zaken van kerkelijk en wereldlijk belang. Deze kanunniken hadden veel geld en macht. Ook het bouwproces stond onder hun hoede. Ieder jaar was een andere kanunnik, de fabrieksmeester, verantwoordelijk voor het bouwproces. Er waren slechts vijftien mensen in vaste dienst, de rest bestond uit zelfstandigen: de zzp’ers van die tijd.

In november stopte de bouw, de fabrieksmeester droeg zijn verantwoordelijkheid dan over aan een nieuwe bouwmeester. Eén van de eerste architecten was Jan van den Dom. De bisschop haalde hem uit Vlaanderen, Jans verloofde bleef achter. Trouwen zat er voor hen dan ook niet in, Jan stierf eenzaam.

De volgorde bij de bouw was afwijkend. Na het koor werd eerst de toren gebouwd. De bouw begon in 1321 en duurde 61 jaar. Daarna werd pas de bouw van de kerk hervat. Het laatste deel, het schip, werd pas begin 16de eeuw afgebouwd. De geldstroom was inmiddels dusdanig opgedroogd dat het schip niet het gedroomde stenen kruisribgewelf kreeg, maar er genoegen moest worden genomen met een plat houten plafond.

Er werd gesproken van 'de donderbazuine Gods' die zich roerde.

Zware storm

Op zondag 1 augustus 1674 raasde er rond half acht 's avonds een verschrikkelijke storm over het hele land. Deze storm richtte enorm veel schade aan, ook in Utrecht. De zuidwand van het schip van de domkerk stortte bijna geheel in. Er werd gesproken van 'de donderbazuine Gods' die zich roerde.

Er wordt beweerd dat het houten plafond niet zo sterk was als de kruisribgewelven van het koor. Of was de oorzaak van het instorten de enorme kracht van een windhoos, precies boven het schip? Hoe dan ook, de toren en kerk zijn sindsdien gescheiden en er werd nooit herbouwd.

Stel je voor dat eerst de kerk was afgebouwd en dat de toren nog niet in optimale staat zou zijn geweest. Misschien was de toren dan wel ingestort! Dan had Rijk de Gooyer nooit kunnen zingen: 'Als ik boven op de Dom kom'...

Geschreven door Cornélie van Hessen