Ina Boudier-Bakker: het dagelijks leven in oorlogstijd
‘Vanochtend om half vier werd ik wakker door geluid, dat ik niet dadelijk begreep. Dof brommend gerucht, aanhoudend, niet te onderscheiden of thuis te brengen in mijn slaperige hoofd. Tot ik opeens wakker schrok door de stem naast me: Er wordt geschoten.’
Dit schreef de in Utrecht wonende Ina Boudier-Bakker op 10 mei 1940, wakker geworden door overkomende vliegtuigen. Vier dagen later werd boven Utrecht een pamflet uitgestrooid waarin de Duitse opperbevelhebber dreigde met bombardementen als de stad Utrecht zich niet overgaf. Rotterdam was al platgebombardeerd.
Nog dezelfde dag werd de bezetting van Nederland door Duitsland een feit. In de hele provincie raakte het dagelijkse leven enigszins ontwricht na de bezetting, maar men probeerde zo normaal mogelijk door te leven. Het begin van de oorlogstijd was voor de inwoners van de ene stad veel heftiger dan voor die in een andere. Zo moest de bevolking van Amersfoort tijdelijk worden geëvacueerd, werd Rhenen gebombardeerd en stroomde Utrecht vol met (gewonde) soldaten die op de Grebbeberg hadden gevochten.
Luchtaanvallen
In het eerste jaar van de bezetting veranderden allerlei nieuwe regelgevingen en voorschriften - maar liefst 4800! - het dagelijkse leven. Zo moesten onder andere kunstenaars, schrijvers en musici zich aansluiten bij de Kulturkammer, een soort Nazi-vakbond, waarvan de leden zich moesten voegen naar de voorschriften van hogerhand. Radio’s werden in beslag genomen en de angst voor luchtaanvallen was groot. Ondertussen gingen de kinderen gewoon naar school en draaiden toneel- en muziekverenigingen nog hun programma. Aanvankelijk leefden de meesten gewoon door. Zelfs het grootste deel van de joodse bevolking was niet direct gealarmeerd.