Katoendrukkerij in Amersfoort
De kunst van de sits en het katoendrukken werd door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) vanuit India meegebracht. In Amersfoort richtten in 1678 twee VOC-kooplieden ‘een werkplaats op voor het beelden, kleuren en verven van allerlei Oost-Indische katoenen, wat nog nooit in Nederland is gebeurd’.
Halverwege de 17de eeuw kwamen met de VOC ook sitsen uit India mee terug. In het begin paste men ze vooral toe als luxueus woontextiel. Ze vonden hun weg naar mode en kleding en werden een statussymbool. Vooral de hogere klassen konden zich Indiase sitsen veroorloven en laten maken naar hun eigen smaak. Later vonden afgedankte sitsen hun weg naar de gewone man en de streekdracht zoals in Spakenburg.
Sits maakt daarmee sinds de 17de eeuw deel uit van het Nederlandse erfgoed. Deze, vaak geglansde, katoen werd met de hand beschilderd of bedrukt met natuurlijke verfstoffen als indigo en meekrap. Vaak terugkerende patronen zijn bloemen, plantenranken, dieren en bomen, in latere tijd ook monochrome landschapstaferelen.
Het transport per schip vanuit de Oost was een tijdrovende en kostbare onderneming. Halverwege de 17de eeuw experimenteerden ondernemers dan ook in Europa met deze Indiase druktechniek. Slechts weinigen beheersten de kennis en vaardigheid om het (chemische) proces van het drukken met natuurlijke verfstoffen succesvol toe te passen.