Middeleeuws ridderzwaard in Nieuwegein

7 min

Voor archeologisch onderzoek was 2020 geen slecht jaar. Bouwwerkzaamheden gingen vaak door ondanks corona-gerelateerde restricties, en als gevolg ook de voorafgaande archeologische opgravingen. Soms met spectaculaire resultaten, zoals bij een uitbreiding van bedrijventerrein Het Klooster in Nieuwegein waar op een zonnige vrijdagmiddag in mei een bijzonder zwaard werd gevonden bij een archeologisch proefsleuvenonderzoek.

Het gaat om een compleet middeleeuws ridderzwaard van 118 cm lengte. Met hulp van de koolstof-dateringsmethode van het leer en het houten handvat, is vastgesteld dat het zwaard tussen 1040 en 1260 is gemaakt. In deze periode lag op de plek waar het zwaard is gevonden een ondiep veenmeer met rietrijke oevers.

Meestersmid Gicelin

Het zwaard is om meerdere redenen een bijzondere vondst. Het is gevonden in zuurstofarme omstandigheden, compleet met het oorspronkelijke beukenhouten handvat en delen van de beukenhouten met kalfsleer-beklede schede. Door de uitstekende conservering is ook de naam van de maker leesbaar: + GICELIN ME FECIT + (‘Gicelin heeft mij gemaakt’). Dit was waarschijnlijk een meestersmid uit het beneden-Rijngebied, die rond het jaar 1100 actief was. Niet alleen de koolstofdateringen wijzen op de 12de eeuw, maar ook andere zwaarden van Gicelin. Er zijn zestien andere zwaarden van hem bekend, drie uit Duitsland, twee uit Finland, één uit Denemarken, één uit Rusland, vijf uit Letland en één uit Engeland. Uit Nederland zijn er nog twee bekend, waarvan één een fragment in het Rijksmuseum voor Oudheden. Geen van alle zijn zo goed bewaard als die van Nieuwegein. Op de keerzijde staat ook een inscriptie, net als op de andere kant geflankeerd door twee kruisvaarders kruizen: + IN NOMINE DOMINI + (‘in naam van de heer’).

De vindplaats

Dankzij de gemeente Nieuwegein kon de hele vindplaats rondom het zwaard in de zomer en najaar van 2020 worden opgegraven. Hierbij is een groot deel van het middeleeuwse meer uitgegraven en een deel van de oevers. Het meer was opgevuld met gyttja, een soort fijne modder die ontstaat in stilstaand of zwak stromend water, dat lijkt op de drek onder in een sloot. Daaruit blijkt dat het langzaam is dichtgegroeid met algen. Uit de archeologische vondsten en sporen blijkt dat er vanaf de 8e eeuw veel is gevist in het meer, op alle mogelijke voor handen zijnde manieren: met fuiken, netten, visweren, harpoenen en vishaakjes. Ook zijn er visresten gevonden en complete skeletjes van vissen. De visvangst sporen zijn zo veelvuldig dat voorzichtig aan viskweek gedacht moet gaan worden. Mogelijk had de opbrengst van deze locatie een afzetmarkt in het in de Karolingische periode belangrijke Dorestad en het nabijgelegen bisdom Utrecht. 

Gebruikssporen

Een tot de verbeelding sprekend detail is dat het zwaard gebruikssporen vertoont. Het lijkt tijdens een gevecht te zijn beschadigd, zo blijkt uit een diepe impactdeuk op de kling. Hiervoor moet aanzienlijke kracht zijn gebruikt. Daarnaast zijn krassen aan één zijkant zichtbaar en lijkt de pareerstang en het handvat een opdonder te hebben gehad. Het feit dat de deuk niet is weggeslepen, kan betekenen dat de schade is toegebracht vlak voordat het zwaard in het meer terecht kwam. Wat het zwaard deed in deze moerasachtige omgeving is onduidelijk en komen we misschien nooit te weten. Mogelijk is het achtergebleven na een gevecht of intentioneel op deze plek verstopt. In de directe omgeving van het zwaard zijn veel staken gevonden (die mogelijk dienden voor fuiken), die zullen een stuk boven het water uitgestoken hebben, waardoor ze van een afstand goed zichtbaar waren. Wat het een iets meer markante plek kan hebben gemaakt.

Op dit moment wordt nog verder onderzoek gedaan naar de gebruikssporen, net als naar de andere vondsten uit het middeleeuwse meer. De opgraving heeft diverse wapens opgeleverd waaronder enkele speer- en pijlpunten, naast veel ijzeren en houten voorwerpen, dierlijk botmateriaal en aardewerk.

Geschreven door Roosje de Leeuwe projectmanager en archeoloog bij RAAP

Bronnen

Geibig, A. (1991). Beiträge zur morphologischen Entwicklung des Schwertes im Mittelalter: Eine Analyse des Fundmaterials vom ausgehenden 8. bis zum 12. Jahrhundert aus Sammlungen der Bundesrepublik Deutschland. Offa-Bücher 71. Neumünster.

Moilanen, M. (2015). Marks of fire, value and faith, Swords with ferrous inlays in Finland during the Late Iron Age (700-1200 AD), Archaeologica Medii Aevi Finlandiae XXI, Turku.

Oakeshott, E. (1964, herdruk 1994). The Sword in the Age of Chivalry, Woodbridge: Boydell Press.

Ypey, J. (1972). Een Gicelin-zwaard in Nederland. Antiek 6: 521–527.

Ypey, J. (1973). Een nieuw Gicelin-zwaard. Antiek 7: 652–653.

Via deze link vind je een 3D-model van het zwaard uit Nieuwegein. In de staat zoals het is gevonden.