Nieuwe Hollandse Waterlinie: Utrecht beschermd
Van de Nederlandse waterlinies is de Nieuwe Hollandse Waterlinie vooral voor de stad én de provincie Utrecht van groot belang. Deze linie werd gebouwd onder leiding van Cornelis Krayenhoff, sinds 1796 ‘directeur der Hollandse Fortificatiën’. Zijn idee om de Oude Hollandse Waterlinie naar het oosten te verleggen zodat ook Utrecht beschermd werd, had reeds de aandacht van Napoleon Bonaparte. Pas in 1815 gaf Koning Willem I Krayenhoff opdracht tot de aanleg.
Van Muiden aan het IJsselmeer tot aan de Biesbosch was de nieuwe waterlinie van 85 kilometer gepland. Stroken land van drie tot vijf kilometer breed konden onder water worden gezet (geïnundeerd) om vijandelijke troepen te stoppen. Daarvoor zijn vele sluizen, dijken, dammen en kanalen aangelegd. Hooggelegen toegangswegen en dijken die droog bleven, en waterwegen die ook voor de vijand begaanbaar bleven (de ‘accessen') werden verdedigd door zo’n 46 forten, 550 groepsschuilplaatsen, kazematten en batterijen, alle goed verborgen in het landschap. Bestaande verdedigingswerken als vestingsteden zoals Naarden en Gorinchem en de kastelen Muiderslot en Loevestein werden in de linie opgenomen.
Nieuwe fortenlinie
De Nieuwe Hollandse Waterlinie ontstond in fasen. Telkens volgde vernieuwing en uitbreiding. Van 1815 tot 1824 legde men een eerste ring van forten om Utrecht. De gronden van de ‘Kraag van Utrecht’ - ten oosten van de stad - zijn moeilijk te inunderen, omdat zij richting Utrechtse Heuvelrug hoger worden. Daarom werden daar zo veel forten aangelegd, zo dicht bij elkaar. In het noordoosten waren dat de forten De Klop, De Gagel en Blauwkapel. De forten De Bilt en Vossegat volgden in het zuidoosten. De Lunetten werden aangelegd omdat de ‘Houtense Vlakte’ moeilijk onder water te zetten was. Met de komst van nieuwe kanonnen en granaten, zuiverder en met meer bereik en explosieve kracht, legde men later de verdedigingslijn verder van de stad: er kwam een nieuwe fortenlinie, 3,5 kilometer buiten de eerste. In 1870 bouwde men de forten Ruigenhoek, Voordorp, Hoofddijk, Rijnauwen, Fort bij Vechten (nu het Waterliniemuseum) en 't Hemeltje. De linie is tot 1940 aangepast, en uitgebreid met tankgrachten, loopgraven en kazematten.