Onvrede over de Keulse Vaart
Het handelsverkeer over water tussen Amsterdam en Duitsland ging vanouds over de zogenaamde Keulse Vaart. Deze route liep gedeeltelijk door de stad Utrecht. In Amsterdam was men daar niet blij mee. De reis was duur door tolheffingen, het vaarwater was ondiep en door bruggen en versmallingen liepen schepen vertraging op. De Amsterdamse Kamer van Koophandel opperde daarom rond 1850 ideeën voor een nieuwe handelsroute. Voor Utrecht was daarin geen plek.
De Amsterdamse handelaren verscheepten met name koloniale waren naar Duitsland en haalden onder meer rijnwijn mee terug. De schepen kwamen vanuit Amsterdam over de Vecht Utrecht binnen door de Weerdsluis. Vervolgens gingen ze door de Stadsbuitengracht (de huidige Catharijnesingel) naar de Vaartse Rijn, langs Jutphaas naar Vreeswijk en dan over de Lek stroomopwaarts naar Duitsland. Deze vaarroute stond bekend als de Keulse Vaart. Deze was in 1821 op initiatief van Koning Willem I, de 'kanalenkoning', als een van zijn nieuwe projecten tot stand gekomen.