Zand uit Vinkeveen voor woningbouw in Amsterdam
In 1957 kreeg de gemeente Amsterdam toestemming om in de Vinkeveense Plassen zand te winnen dat nodig was voor woningbouw in de Bijlmermeer. De gemeenten Vinkeveen & Waverveen, Abcoude en de waterschappen in het gebied voorzagen echter grote milieuproblemen als de zandwinning zou plaatsvinden.
Zij trokken gezamenlijk op om via bezwaar- en beroepsprocedures de zandwinning te stoppen. Exemplarisch voor het geschil is een telegram van de gemeente Vinkeveen & Waverveen dat daags na het ineenzakken van één van de zandeilanden in de plassen werd verstuurd aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en waarin werd opgeroepen de zandwinning te staken.
Door het uitdiepen van de plassen zouden de golfslag en kracht van het water sterk toenemen, wat zou leiden tot het afkalven van kades en schoeiingen en zelfs het verdwijnen van complete eilandjes die in de plassen gelegen waren. Andere bezwaren waren mogelijke grondverzakkingen, het gevaar voor de watersport dat de nieuwe situatie zou opleveren, de verslechtering van de waterkwaliteit en verzilting van het water. De gemeenten Abcoude en Vinkeveen & Waverveen gingen daarom samen met enkele waterschappen in beroep tegen de door Gedeputeerde Staten van Utrecht verleende ontheffing die de ontzanding mogelijk maakte.