Opstand tegen de belastingpachters

5 min

Tot de invoer van een landelijk belastingsysteem in 1798 waren de besturen van steden en dorpen verantwoordelijk voor het innen van belastingen. Ze deden dat door de inning te verpachten aan een ‘impostmeester’. Impost is een oud woord voor belasting. Als impostmeester beloofde je aan het eind van het jaar een bepaald bedrag te betalen en dan mocht jij zelf bepalen welke belastingtarieven je aan de inwoners oplegde. Natuurlijk wilde je er zelf ook flink aan verdienen, maar daarmee werd je niet populair.

De steden hieven belastingen op zout, boter, zeep, turf en alcohol. Vooral de belasting op jenever, wijn en bier leverde veel op. De burgers deden hun best om belasting te ontduiken en de impostmeesters deden hun best om zo snel mogelijk rijk te worden door de tarieven te verhogen. Natuurlijk wist iedereen dat de impostmeesters te veel geld vroegen. Maar wie niet betaalde, liep het risico dat de impostmeester beslag liet leggen op meubels of op het huis.

Het pachtsysteem onder vuur

Op 24 juni 1748 werd door de hele Republiek een publicatie van de Staten verspreid waarin de praktijken van de impostmeesters veroordeeld werden. De arme burgers, die al die jaren teveel hadden betaald, raakten helemaal opgewonden. In Amsterdam werden impostmeesters mishandeld. De Amsterdammers bestormden hun huizen en smeten meubels en kostbaarheden in de grachten. Ook in Groningen in Friesland werden de huizen van de impostmeesters geplunderd.

Belastingoproer in Thamen aan de Uithoorn

Thamen is een dorpje aan de Amstel bij Uithoorn dat toen bij de provincie Utrecht hoorde. Op 24 juni 1748 werden ook hier de huizen van de impostmeesters geplunderd. De plunderaars stonden onder leiding van Marrigje Willems, ook bekend als Lange Marie, en Dikke Willem, die eigenlijk Willem Corneliszoon van Claveren heette. Lange Marie was in Thamen geboren, maar Willem van Claveren stamde uit een keurige en welgestelde boerenfamilie uit Koudekerk aan de Rijn. Van de bendeleden waren er twee, Hendrik Kemper en Jurriaen Ottenhoef, oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland. Jannitje Kleyn kwam uit Zevenhoven, dus uit de buurt van Thamen en Uithoorn.

Huizen (en de wijnvoorraad) geplunderd

De bende begon met het huis van Jan Verlaen, de impostmeester van het haardgeld en het paardengeld. Tijdens het plunderen deden ze zich te goed aan de wijn, wat nog bijdroeg aan het enthousiasme waarmee de meubels aan stukken werden geslagen. Het volgende huis was van Cornelis Verlaen en daar begonnen ze ook met de wijnvoorraad. Willem van Claveren probeerde vervolgens met een touw de kap van het huis te trekken. Ondertussen deelde Marrigje biscuits en anijs uit. Zo werden nog twee huizen geplunderd.

Strenge straffen in Utrecht

Marrigje, Willem, Jannitje, Hendrik en Jurriaen werden opgepakt. Andere bendeleden wisten te ontkomen. Op 10 augustus 1748 werden zij voor het Hof van Utrecht berecht. Marrigje en Willem werden veroordeeld tot de galg. Hun lijken werden niet begraven maar tentoongesteld op het Zeister Zand. Jannitje werd gegeseld en voor zes jaar opgesloten in het tuchthuis. Hendrik werd gegeseld, gebrandmerkt en voor vier jaar opgesloten in het tuchthuis. Beiden zouden na afloop van hun tijd in het tuchthuis Utrecht voorgoed moeten verlaten. Jurriaen was al eens eerder verbannen en dat vonnis was nog steeds van kracht. Nu kwam er geseling en vier jaar tuchthuis bij.

Spannende lectuur

Het vonnis van Willem van Claveren en Marrigje Willems werd gedrukt door Willem Jan Reers zodat de toeschouwers van de terechtstelling zich konden verdiepen in hun gruwelijke misdaden. In 1748 waren er tenslotte nog geen roddelbladen en ook geen detectives...

Geschreven door Nettie Stoppelenburg Vakspecialist, historica en schrijver. Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Bronnen

In de Registers van criminele sententies, 1739-1795 uit Het Utrechts Archief zijn de vonnissen opgenomen van Marrigje Willems en Willem Corneliszen van Claveren, en die van Jannitje Kleyn, Hendrik Kemper en Jurriaen Ottenhoef.

Aanvullende informatie