Opstand tegen de belastingpachters
Tot de invoer van een landelijk belastingsysteem in 1798 waren de besturen van steden en dorpen verantwoordelijk voor het innen van belastingen. Ze deden dat door de inning te verpachten aan een ‘impostmeester’. Impost is een oud woord voor belasting. Als impostmeester beloofde je aan het eind van het jaar een bepaald bedrag te betalen en dan mocht jij zelf bepalen welke belastingtarieven je aan de inwoners oplegde. Natuurlijk wilde je er zelf ook flink aan verdienen, maar daarmee werd je niet populair.
De steden hieven belastingen op zout, boter, zeep, turf en alcohol. Vooral de belasting op jenever, wijn en bier leverde veel op. De burgers deden hun best om belasting te ontduiken en de impostmeesters deden hun best om zo snel mogelijk rijk te worden door de tarieven te verhogen. Natuurlijk wist iedereen dat de impostmeesters te veel geld vroegen. Maar wie niet betaalde, liep het risico dat de impostmeester beslag liet leggen op meubels of op het huis.
Het pachtsysteem onder vuur
Op 24 juni 1748 werd door de hele Republiek een publicatie van de Staten verspreid waarin de praktijken van de impostmeesters veroordeeld werden. De arme burgers, die al die jaren teveel hadden betaald, raakten helemaal opgewonden. In Amsterdam werden impostmeesters mishandeld. De Amsterdammers bestormden hun huizen en smeten meubels en kostbaarheden in de grachten. Ook in Groningen in Friesland werden de huizen van de impostmeesters geplunderd.