Oudewater verrijst uit de as

5 min

Oudewater was in 1575 door de Spanjaarden ingenomen. Een groot deel van de stad was in vlammen opgegaan. De brand was ontstaan in de omgeving van het Rodezand en had zich verspreid naar de Rootstraat, de Donkere Gaard en de Peperstraat. Een jaar later, toen de burgers hun stad weer in handen hadden gekregen, begon de herbouw. Dankzij de inkomsten uit de touwindustrie verrees Oudewater weer uit de as. Een mooi voorbeeld daarvan is het prachtig gedecoreerde pand aan de Donkere Gaard 3, dat stamt uit 1611.

In 1576 werden de Spanjaarden uit Oudewater verjaagd. Beetje bij beetje keerden de burgers weer terug. Maar bij de slachting door de Spanjaarden waren veel burgers omgekomen. Het stadsbestuur verwelkomde daarom ook nieuwe burgers, bij voorkeur ambachtslieden die konden bijdragen aan de welvaart van de stad. Zo kreeg in 1600 Schrevel Ingenszoon uit Polsbroek burgerrechten in Oudewater. Hij bracht zijn vrouw en hun vier kinderen mee.

Touwslager

Eén van die kinderen was Ingen Schrevelszoon. Hij gebruikte ook wel de achternaam Van der Lae. Ingen werd touwslager (iemand die touw vervaardigt) en waarschijnlijk was zijn vader dat ook geweest. Er was in die tijd veel vraag naar touw. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had een oorlogsvloot en die schepen hadden touw nodig. Meerdere tuigages (touwwerken) zelfs, want in een zeeslag werd het nodige kapotgeschoten. Bovendien was er de handelsvloot. Juist in deze tijd begon de handel op Java en Bantam (hedendaags Indonesië). Ook zo'n handelsschip had meerdere tuigages nodig. De inwoners van Oudewater speelden handig in op die vraag, geen wonder dus dat er daar veel geld werd verdiend en de touwslagers mooie huizen konden bouwen.

Ingen Schrevelszoon bouwde een huis aan de Donkere Gaard. De bouwmeester was waarschijnlijk Pieter Gerritszoon Paemburch, die ook de bouwmeester van het stadhuis was geweest. De gevel van het huis ziet er vandaag de dag nog net zo uit als in 1611, het bouwjaar. Zelfs de pui, het onderste deel van de gevel, is nog intact. Boven de deur staan de initialen van Ingen Schrevelszoon van der Lae verwerkt in een hart. Het bovenste deel van de pui is versierd met 'koppen': de vrouwen kijken naar de ene kant, de mannen naar de andere kant. Was dat een grapje of heeft het misschien toch een betekenis?

Verschil van mening?

Ingen Schrevelszoon en zijn vrouw Marritje Woutersdochter Poel lieten hun eerste kinderen gereformeerd dopen. Maar toen werden er nog eens vier kinderen geboren en die zijn niet in het gereformeerde doopboek teug te vinden. In die tijd trokken er katholieke geestelijken, Jezuïten, door Gelderland en Utrecht. Uit hun notitieboekje blijkt dat ze ook in Oudewater zijn geweest. Ze noteerden zelfs de naam van Ingen Schrevelszoon. Zou hij in het geheim katholiek zijn geworden? En verschilden zijn vrouw en hij daarover van mening; was zijn vrouw het wellicht niet eens met hem? In dat geval keken man en vrouw naar verschillende kanten...

De baanschuur van Ingen Schrevelszoon - zijn werkplaats - lag op de wal bij de Linschoterpoort. In 1672 mocht daar geen touw meer worden gemaakt, omdat de wallen militair terrein werden. De kleinzoon van Ingen verplaatste de baanschuur naar de plek waar tegenwoordig Het Touwmuseum te vinden is.

Geschreven door Nettie Stoppelenburg Vakspecialist bij Het Utrechts Archief, historica en schrijver. Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Bron

Nettie Stoppelenburg, 'De Hollandse Waterlinie en haar gevolgen voor de economie van Oudewater', in: Heemtijdinghen 2009, jaargang 45.

Aanvullende informatie