De grens van de provincie Utrecht
In de hal van het provinciehuis hangt een grote kaart waarop in dunne lijnen de vroegere grenzen van de provincie Utrecht zijn ingetekend. Deze kaart laat zien dat sinds 1375, toen de provincie Utrecht als bestuurlijke eenheid werd gesticht, de grens met Gelderland redelijk stabiel is gebleven, terwijl die met Holland heel wat grilliger was en nog steeds is.
Wat ook opvalt: de voorloper van de provincie Utrecht – het Sticht, zoals dat gebied werd genoemd – was vele malen groter dan de provincie zoals we die nu kennen. In de loop van de dertiende eeuw raakte de toenmalige bisschop van Het Sticht bekneld tussen de opdringende Hollandse en Gelderse graven. Na inlijving van de Veluwe bij Gelre in 1203 werd het Sticht gesplitst in het Nedersticht, ongeveer de huidige provincie, en in het Oversticht, bestaande uit Overijssel, Drenthe en de stad Groningen.
Rivieren en valleien
Sindsdien is de grens met Gelderland tamelijk stabiel gebleven. Zo dateert de opvallende instulping van Scherpenzeel al uit 1380. Pas in 1960 is het door de Grift (1585) gesplitste Stichtse en Gelderse Veenendaal weer samengevoegd tot Utrechts grondgebied. Grenzen werden bij voorkeur op natuurlijke scheidingen als rivieren en valleien gelegd. Met Gelderland zijn het de veenriviertjes de Laak in het noorden en de Kromme Eem in het zuiden die als grens zijn gaan dienen.
De Nederrijn-Lek is ook zo’n grensrivier. Maar hier is iets merkwaardigs aan de hand. Door verlegging van het rivierbed in de loop der eeuwen schoof de grens niet automatisch mee. Zo liep de ‘Gelderse Lant Scheydinge’ nog tot 1840 dicht langs de steilrand (een abrupt hoogteverschil) van de Heuvelrug. Ten zuiden van de rivier was het gebied van De Mars tegenover Rhenen nog tot 1795 Utrechts grondgebied, evenals de enclaves Hagestein en Langerak.