Het koninklijk verblijf van Frederik van de Palts in Rhenen
Na de verloren Slag op de Witte Berg in Bohemen, 8 kilometer ten westen van Praag, op 8 november 1620 vluchtte de Duitse keurvorst Frederik van de Palts met zijn gezin en hofhouding naar zijn ooms Maurits en Frederik Hendrik in de Nederlanden. Hij vergezelde Frederik Hendrik tussen de oorlogsbedrijven door bij de jacht op de Grebbeberg. De omgeving beviel hem en zijn vrouw Elisabeth blijkbaar zo goed dat zij in Rhenen een zomerverblijf, het Koningshuis, lieten bouwen.
Tegen het einde van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) in de Republiek der Verenigde Nederlanden waren er in Duitsland in 1618 problemen ontstaan met de opvolging van de koning in Bohemen. In de Nederlanden vlogen de protestanten elkaar in de haren, met als dieptepunt de onthoofding van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. In Bohemen hadden de protestanten het heft in eigen handen genomen en hadden de protestantse vorst, Frederik van de Palts, tot hun koning gekozen, tegen de zin van de katholieke keizer Ferdinand I. Na de Slag op de Witte Berg herstelde de keizer zijn gezag in Bohemen en verloren de protestanten hun vrijheid. Met achterlating van zijn koningskroon kwam Frederik in de Nederlanden aan, als koninklijke asielzoeker. Hij werd hartelijk ontvangen door zijn ooms Maurits en Frederik Hendrik. De Staten-Generaal kenden hem een royaal jaargeld toe en boden hem het huis van Van Oldenbarnevelt aan de Kneuterdijk in Den Haag aan als woning.