De industriële revolutie van Utrecht
Nieuwe uitvindingen zoals de toepassing van stoommachines zorgden in de 19de eeuw voor een ware revolutie. Manuele arbeidskracht kon worden omgezet in stoomkracht; voorheen ambachtelijke en kleinschalige werkplaatsen konden worden omgetoverd tot grootschalige fabrieken. Maar ook innovaties in transportmiddelen, nieuwe producten en materialen leidden tot moderne ondernemingen. De industriële revolutie kwam naar Utrecht.
Rond 1860 had de nijverheid in de provincie Utrecht nog altijd een traditioneel karakter: ambachtelijk en weinig kapitaalintensief. De nijverheid was vooral afhankelijk van de agrarische sector en lokale grondstoffen werden in plaatselijke, kleine werkplaatsen verwerkt tot producten. Zo werd de tabak die rond Amerongen en Rhenen werd geteeld in Veenendaal verwerkt tot snuif-, pruim en pijptabak en later tot sigaren. De wilgengriend en hennepteelt langs de Hollandse IJssel leidden tot manden- en hoepmakerijen in IJsselstein en touwfabriekjes in Oudewater. Langs de Lek en de Rijn waren diverse steen- en dakpannenfabriekjes en in Spakenburg bracht de aanwezigheid van de Zuiderzee de visserij met zich mee.