Grafheuvels: schatkamers van verre voorouders
Hoe kom je iets te weten over de eerste bewoners in onze streken? Het antwoord bevindt zich onder de grond. Bodemvondsten vertellen veel over het dagelijks leven in de prehistorie. Voor archeologen zijn grafheuvels ware schatkamers. De manier waarop overledenen werden begraven en de giften die ze meekregen in hun graf, gunnen ons een blik op het leven van onze verre voorouders.
Op en rond de Utrechtse Heuvelrug vinden we vele grafheuvels. Dat zijn de meest tastbare overblijfselen van de eerste mensen die zich blijvend in onze contreien vestigden. Lange tijd was het daar veel te koud voor. Het klimaat was 150.000 jaar geleden zo extreem, dat grote gletsjertongen uit Scandinavië tot aan het midden van Nederland reikten. Deze enorme ijsmassa's schoven niet alleen aarde en stenen voor zich uit, het gewicht van de tongen drukte ook het oppervlak naar beneden. Zo ontstonden de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe als ‘stuwwallen’, terwijl de Gelderse Vallei en het Eemland daar tussenin een dal vormden. Toen het ijs ging smelten, sleet het water dalen uit in de stuwwallen, zoals bij Darthuizen.
Jagers
Het klimaat warmde langzaam op en planten en later bomen namen het lege landschap in bezit. Dat trok weer dieren aan. De kuddes graseters waren een dankbare prooi voor jagers. Archeologen vinden af en toe nog overblijfselen van tijdelijke jagerskampen van deze eerste bewoners. Later vestigden mensen zich permanenter in onze streken. Ze leefden vooral van de jacht, visvangst en het verzamelen van vruchten, noten en knollen.
Grafheuvels en celtic fields
Zo'n 4000 jaar voor Christus werd de landbouw hier geïntroduceerd. Van de agrarische samenlevingen die toen ontstonden, zijn veel resten teruggevonden. Het meest blijvend bleek hun grafcultuur. Ze richtten grafheuvels op, waarvan er tientallen op de hellingen van de Utrechtse Heuvelrug zijn gevonden. Ook hun akkers, de zogenaamde celtic fields, zijn nog steeds hier en daar in het landschap herkenbaar.