Muntvondsten uit Utrechtse bodem

Schatvondst Amersfoort 1894

5min

Op maandag 19 februari 1894 stuitten twee arbeiders tijdens werkzaamheden in Amersfoort op de grootste schatvondst uit de provincie Utrecht. Bij het maken van een kalkput vonden ze dicht bij de achtermuur van de tuin op circa 40 cm diepte drie potten met een ongelooflijke inhoud.

In de drie Keulse potten werden maar liefst 3.662 gouden en 2.015 zilveren munten gevonden, 5.677 munten in totaal. Alle gouden munten bij elkaar wogen 12,35 kilo, de zilveren 9,9 kilo. Het nieuws ging als een lopend vuurtje door Amersfoort en ver daarbuiten. Landelijke dagbladen konden er geen genoeg van krijgen en ook onder muntspecialisten heerste een koortsachtige bedrijvigheid.

 

Een wedloop ontstond tussen J. Schulman uit Amersfoort en G.Th. Blom uit Amsterdam naar wie het eerste de veilinggids gereed kon krijgen.

De munten

De berg aan munten blijkt in vier groepen onder te verdelen. De eerste groep bestaat uit gouden en zilveren munten uit de tijd van de Habsburgse Nederlanden, geslagen onder Philips de Schone en Karel V, in de periode 1496-1557. De tweede groep bestaat uit een groot aantal Gelderse gouden en zilveren munten van Karel van Egmond – de politieke tegenstander van Karel V – die de munten op lagere voet (goud/zilvergehalte) liet slaan en die ondanks pogingen niet geweerd kon worden. De derde groep bestaat uit diverse gouden munten die gangbaar waren in het internationale geldverkeer: Engelse nobels, rozenobels en angels, Franse kronen en zonnekronen, Spaanse dubloenen en dukaten, Duitse goudguldens, Hongaarse dukaten en Italiaanse dukaten. Allen van de beste kwaliteit. De vierde groep ten slotte bestaat uit zilvergeld: Duitse daalders en schrickelbergers. De daalders werden in grote aantallen geslagen en verdrongen na verloop van tijd steeds verder het goud als voornaamste munt in het geldverkeer. Opvallend is het ontbreken van Spaanse realen, geslagen met het zilver uit de Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse mijnen.

Datering

De oudste munt uit de schatvondst dateert uit 1415 en de jongste twee munten dateren uit 1557. Echter, uit nader onderzoek blijkt dat de meeste munten zeker een jaar of vijftien eerder bijeen gebracht moeten zijn. Door deze wat vreemde samenstelling kan worden geconcludeerd dat het hier niet gaat om bijvoorbeeld een krijgskas of geld van een handelsreiziger. Vaak vormen de munten in schatvondsten een spiegel voor de munten die op moment van verbergen in omloop waren. Hiervan is in dit geval geen sprake. Tenminste, wél tot circa 1542. Hierna zullen af en toe munten aan de potten zijn toegevoegd en weer uitgenomen. Vanwege het grote aandeel aan Gelderse munten wordt ervan uitgegaan dat de munten stiekem zijn verzameld en ook door de toenmalige eigenaar van het herenhuis zijn verborgen. Voor 1543 lag Amersfoort namelijk als grensstad aan de rand van het vijandige Gelre, waarbij Gelders geld in de stad een grote rol heeft gespeeld.

Opdeling en verkoop van de schat

Nadat de vondst werd gedaan spoedde numismaat (muntkundige) Jacob Schulman zich naar de vindplaats, waar hij de vier rechthebbenden behulpzaam was bij een eerste verdeling van de schat. Ook maakte hij na enkele dagen in een interview een overzicht van de inhoud van de vondst bekend. Even later verscheen de directeur van het Koninklijk Penningkabinet op het toneel, vergezeld van een assistent. Zij kregen het voor elkaar dat de eigenaars tijdelijk afstand deden van de munten ten behoeve van nader onderzoek. Onderzoek dat de toekomstige verkoop ongetwijfeld ten goede kwam. Maar dit had wel als voordeel dat de munten goed bestudeerd konden worden (en een nog betere verdeling gemaakt kon worden). Omdat destijds twee elkaar beconcurrerende muntzaken bestonden, leidde dit ertoe dat de verkoop over twee veilingen verdeeld werd. Een wedloop ontstond tussen J. Schulman uit Amersfoort en G.Th. Blom uit Amsterdam naar wie het eerste de veilinggids gereed kon krijgen. Schulman won de race door zijn grotere routine in dit soort werk en wist ook de meeste belangstelling uit het buitenland te trekken en daardoor een hogere opbrengst dan de latere veiling in Amsterdam. Op deze wijze verkreeg de vermaarde schat bekendheid in heel Europa. Ook de ontvangers van de veilingopbrengst waren verguld met hun onverwachte fortuin.

Door de verkoop is de schatvondst niet meer als geheel in een museum te zien. Wel is een klein deel van de gevonden munten in openbare collecties opgenomen, zoals de Nationale Numismatische Collectie, Teylers Museum (75 munten), het British Museum en Museum Flehite (twee goudguldens, twee zilveren stuivers plus de drie potten(!)).

 

Bronnen en meer lezen

- Cruysheer, A. en S. Heeren (2020) Oh nee, een schat! Praktijk, problemen en oplossingen rondom schatvondsten, in: Archeologie in Nederland.
- Gelder, H.E. van (1955) De vondst Amersfoort 1894, in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde ().
- https://www.archiefeemland.nl/hulp-bij-onderzoek/tips/historische-encyclopedie/m/muntschat.

Ontdek Utrechtse bodemschatten!

In deze serie verhalen lichten we een aantal bijzondere muntvondsten uit. Ook een archeologische vondst gedaan in de provincie Utrecht? Meld het dan bij onze archeoloog en het Meldpunt Archeologie van Landschap Erfgoed Utrecht. Ook als je niet zeker bent over of iets een artefact is, helpen we je graag verder.

Geschreven door Anton Cruysheer Manager Erfgoed Landschap Erfgoed Utrecht Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Extra info