Slijkburgers voor een schone stad

6 min

Utrecht, 12de eeuw. Er lopen varkens door de straten. Ze knorren luid en ongeduldig, en eisen zo dat ze eten krijgen van de stadsbewoners. Ze hebben een belletje om hun hals en hun oren zijn afgesneden. Hun eigenaar staat vermeld op het loodje dat aan het stompje is bevestigd. Stank, lawaai, loslopend vee, afval op straat: zo stellen we ons een middeleeuwse stad voor. Maar was dit zo? Hoe was dit in Utrecht, was het echt zo smerig?

De varkens waren Sint Antonius varkens: eigendom van de abdij van Sint Antonius. De burgers zagen het als hun plicht om deze ‘geestelijke’ varkens eten te geven. De Abdij mocht ze slachten en opeten. En natuurlijk waren er slimmeriken die stiekem hun eigen varkens dezelfde kenmerken gaven en los op straat lieten lopen, maar ze dan wel zelf slachtten…

De vieze stad

Deze varkens waren niet de enige bron van viezigheid. Utrechters hielden ook schapen en kippen. De Utrechtse Raad stelde al in de 14de eeuw regels op om de stad schoon te houden, dus dit was blijkbaar nodig. Zo mochten de slagers geen slachtafval op straat gooien en de darmen en ingewanden niet schoonmaken in de stad.

Er kwamen al wel een paar riolen uit op de gracht. Eén hiervan was de eerste Utrechtse 'heymeilicke camere' (toilet). In 1328 klaagde de buurvrouw van ene Vrederix dat zijn 'sekreet' lekte op haar erf.

De eerste toiletten

Afval mocht niet in de gracht of op de werven worden gedumpt: de gracht moest altijd goed bereikbaar zijn en het water moest schoon zijn. Er kwamen al wel een paar riolen uit op de gracht. Eén hiervan was de eerste Utrechtse ‘heymeilicke camere’ (toilet). In 1328 klaagde de buurvrouw van ene Vrederix dat zijn ‘sekreet’ lekte op haar erf. Er waren ook grotere riolen: de Slokop loopt van de Mariaplaats naar de Oudegracht (bij nr 129). Dit was de afvoer van het Sint Maria kapittel en bestaat nog steeds.

De karreman

Om de stad schoon te houden werd in 1442 de eerste ‘karreman’ in dienst genomen. Alle bewoners van de Oudegracht en het centrum van de stad moesten hun afval naar de Visbrug en de Neude brengen, waar de karreman met een ‘aschkar’ het één keer per week weg zou halen. Hij werd per jaar betaald: voor de ongeveer vijftig werkdagen ontving hij iets meer dan één stuiver. In 1500 werd ene Louwe Gerrits aangesteld, die het vuil opsloeg in een werfkelder en van daaruit de stad uitbracht.

Slijkburgers

Het verband tussen vuil en ziektes werd ook gezien. Om te proberen de uitbreiding van ziekten zoals de pest tegen te gaan, werden er ‘slijcborgeren’ aangesteld. De belangrijkste plekken moesten worden schoongehouden door deze slijkburgers. Dit waren de grachten, trappen, bruggen en markten. De slijkburgers werden niet betaald, maar kregen voor hun werk het burgerrecht van de stad. Voor arme inwoners, die geen lid van een gilde waren, was dit vaak de enige manier om burger van de stad te worden, zodat ze onder andere lid van een gilde konden worden. Slijkburger is een typisch Utrechtse instelling. Na elke epidemie nam het aantal slijkburgers toe. Ze deden hun werk tot 1603, daarna komen ze niet meer voor.

Middeleeuwse stad smerig?

Zeker weten doen we het natuurlijk niet, maar we weten wel dat het stadsbestuur het belang van een schone stad wel inzag en daarvoor ook maatregelen nam. Pas in de 19de eeuw werden de grachten volop als riool gebruikt en kregen ze de reputatie van een ‘stinck-gat’. Wellicht was Utrecht in de Middeleeuwen wel schoner dan toen.

Geschreven door IJbeling Hartog Schrijfteam UtrechtAltijd Ontdek alle verhalen van deze schrijver

Bronnen

Bruin, R.E. de, e.a. - "Een paradijs vol weelde". Geschiedenis van de stad Utrecht, Utrecht, Matrijs/ Het Utrechts Archief, 2000

Utrechtsch Nieuwsblad, 1926-09-18; p. 13 (artikel “Elck wat wils”)

Coomans, Janna (2012) "Varkens van de werf: Stadsreiniging in laatmiddeleeuws Utrecht," Tijdschrift Oud Utrecht 85 (2012), pp. 60-­66. Van: http://www.academia.edu/4386266/_Varkens_van_de_werf_Stadsreiniging_in_laatmiddeleeuws_Utrecht_Tijdschrift_Oud_Utrecht_85_2012_pp._60-_66)

Kwakman, C (2005) Slijkburgers in Utrecht. Madoc. Jaargang 2005. Blz 167-173. Van: https://www.dbnl.org/tekst/_mad001200501_01/_mad001200501_01_0031.php

Van der Monde, Geschied- en oudheidkundige beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht, Volume 1, Utrecht, 1844

Aanvullende informatie