Slijkburgers voor een schone stad
Utrecht, 12de eeuw. Er lopen varkens door de straten. Ze knorren luid en ongeduldig, en eisen zo dat ze eten krijgen van de stadsbewoners. Ze hebben een belletje om hun hals en hun oren zijn afgesneden. Hun eigenaar staat vermeld op het loodje dat aan het stompje is bevestigd. Stank, lawaai, loslopend vee, afval op straat: zo stellen we ons een middeleeuwse stad voor. Maar was dit zo? Hoe was dit in Utrecht, was het echt zo smerig?
De varkens waren Sint Antonius varkens: eigendom van de abdij van Sint Antonius. De burgers zagen het als hun plicht om deze ‘geestelijke’ varkens eten te geven. De Abdij mocht ze slachten en opeten. En natuurlijk waren er slimmeriken die stiekem hun eigen varkens dezelfde kenmerken gaven en los op straat lieten lopen, maar ze dan wel zelf slachtten…
De vieze stad
Deze varkens waren niet de enige bron van viezigheid. Utrechters hielden ook schapen en kippen. De Utrechtse Raad stelde al in de 14de eeuw regels op om de stad schoon te houden, dus dit was blijkbaar nodig. Zo mochten de slagers geen slachtafval op straat gooien en de darmen en ingewanden niet schoonmaken in de stad.