Spaanse heerschappij in Utrecht
De bisschoppen van Utrecht hadden grote geestelijke en wereldlijke macht. Behalve de hoogste stadsbestuurder waren ze ook landsheer (de hoogste leenheer) van het Nedersticht. Aan die wereldse macht kwam een abrupt einde toen de Habsburgse vorst Karel V in 1528 besloot de touwtjes van de bisschopsstad zelf in handen te nemen, het begin van de Spaanse heerschappij over de Nederlanden.
De Habsburgse vorst - heer van de Nederlanden, koning van Spanje, en keizer van het Duitse was in veel oorlogen verwikkeld. Hij wilde een grotere greep op gebieden in Nederland en zette ook de Utrechtse bisschop op een zijspoor. Karel de Vijfde liet zich tot nieuwe landsheer van Utrecht benoemen in 1528. De stad Utrecht kreeg onder de stadhouder een nieuw stadsbestuur, bestaande uit twee burgemeesters, een schout en en 12 schepenen, twee kameraars - 'accountants' - en een adviescollege van 24 'raden' (vooraanstaande leden van de gemeente).