Universiteit Utrecht en koloniale kennis
De Universiteit Utrecht is in 1636 gesticht en vanaf het begin is er een relatie geweest met de ‘kolonie’. Al snel werden in Utrecht opgeleide predikanten uitgezonden naar de ‘handelskerken’ onder beheer van de West-Indische Compagnie en de Verenigde Oost- Indische Compagnie. De theologie van Utrecht was de theologie van het ware en vrome gereformeerde geloof en de publieke gereformeerde kerk.
Deze nieuwe wereld was ook een wereld van mensen met andere religies, met andere talen, een wereld van planten en dieren die tot dan toe onbekend waren. En deze nieuwe wereld werd, ook door mensen van de universiteit van Utrecht, geclassificeerd, verzameld, getekend, beschreven, en zo binnen ons kennisveld gehaald. En deze kennis was macht.
Experiment & Exploitatie
Bij de groei van de koloniale samenleving, met name in de tweede helft van de negentiende eeuw bleek de zucht naar exploratie om te slaan naar exploitatie en naar – de voor de nieuwe natuurwetenschappen zo essentiële – experimenten. Diverse disciplines konden zich in deze periode ontwikkelen dankzij het feit dat Nederland een koloniale grootmacht was. Met name de natuurwetenschappen zoals biologie, geologie en farmacie hebben in hun wetenschapsontwikkeling enorm geprofiteerd van de koloniën. Eind negentiende, begin twintigste eeuw was er sprake van een circulaire beweging van Nederlandse academici met name in de bètawetenschappen, opgeleid in Nederland aan Nederlandse universiteiten.