Slavernijverleden van de provincie Utrecht

Universiteit Utrecht en koloniale kennis

7min

De Universiteit Utrecht is in 1636 gesticht en vanaf het begin is er een relatie geweest met de ‘kolonie’. Al snel werden in Utrecht opgeleide predikanten uitgezonden naar de ‘handelskerken’ onder beheer van de West-Indische Compagnie en de Verenigde Oost- Indische Compagnie. De theologie van Utrecht was de theologie van het ware en vrome gereformeerde geloof en de publieke gereformeerde kerk.

Deze nieuwe wereld was ook een wereld van mensen met andere religies, met andere talen, een wereld van planten en dieren die tot dan toe onbekend waren. En deze nieuwe wereld werd, ook door mensen van de universiteit van Utrecht, geclassificeerd, verzameld, getekend, beschreven, en zo binnen ons kennisveld gehaald. En deze kennis was macht.

Experiment & Exploitatie

Bij de groei van de koloniale samenleving, met name in de tweede helft van de negentiende eeuw bleek de zucht naar exploratie om te slaan naar exploitatie en naar – de voor de nieuwe natuurwetenschappen zo essentiële – experimenten. Diverse disciplines konden zich in deze periode ontwikkelen dankzij het feit dat Nederland een koloniale grootmacht was. Met name de natuurwetenschappen zoals biologie, geologie en farmacie hebben in hun wetenschapsontwikkeling enorm geprofiteerd van de koloniën. Eind negentiende, begin twintigste eeuw was er sprake van een circulaire beweging van Nederlandse academici met name in de bètawetenschappen, opgeleid in Nederland aan Nederlandse universiteiten.

Ook de Utrechtse universiteit heeft in de ontmoeting met de mensen in de kolonie gehandeld op basis van een sterk westers-koloniaal superioriteitsdenken.

Henk van Rinsum

Zij vonden een arbeidsmarkt in de kolonie. Zij deden onderzoek in proefstations of namen deel aan expedities en verzamelden materiaal (ook menselijk materiaal zoals beenderen en schedels!). Terug naar Nederland, keerden zij terug naar de academische wereld en vervolgden – wetenschappelijk verrijkt ín en dóór de kolonie - hun academische carrière.

Met name de biologie heeft zich onder de bezielende leiding van F.A.F.C. Went (1863-1935), hoogleraar Botanie in Utrecht van 1896-1933, vooral door onderzoek in de koloniën als moderne experimentele discipline kunnen ontwikkelen. Het was Went die zijn studenten aanspoorde om naar Indië te gaan omdat de onderzoeksmogelijkheden daar legio waren (“Ik zie in mijn verbeelding Java, omgeven door een aureool van zonneschijn, dat zijn schatten voor U openlegt, dat U toewenkt, U toeroept om uit uw mistig vaderland te trekken, om aan de andere zijde van den evenaar den naam van Nederland hoog te houden!”).

Zuivere wetenschap in de kolonie x zuiver koloniale wetenschap

Het was Went die het wetenschappelijk onderzoek zag als een onmisbaar onderdeel van de Westerse beschaving in de koloniën. Went beweerde ‘dat, waar het moederland hier [dus ook de universiteit van Utrecht] achterlijk gebleven is, de koloniën in zekeren zin als baanbrekers zijn opgetreden’. En met de resultaten van dit onderzoek werd de exploitatie van de kolonie ook versterkt. Heel mondjesmaat mochten Indonesische medewerkers en studenten daar en hier ruiken aan deze wetenschap.

‘Bruinhuidig maar blankbezield’: superioriteitsdenken, ook vanuit Utrecht

In dit koloniale verleden was er telkens de confrontatie met slavernij. In 1669 schreef Johan Basselier, UU-alumnus en zendeling in Suriname: “om niet alleen onse Christen jeugt maar ook die van uytlandsche en ingebore duysterlingen in’t ligt van de zonne der geregtigheyd op te queecken, en daarin te leeren wandelen, terwijl ’t nog boven de kimmen van onsen horizont is”. ‘Zonne der geregtigheyd’ lijkt een rechtstreekse verwijzing naar het motto van zijn alma mater in Utrecht Sol Iustitiae illustra nos.

In 1676 studeerde Adrianus de Meij (…. - 1699) theologie in Utrecht. Adrianus was de zoon van een Nederlandse VOC-official en een lokale vrouw in het toenmalige Paleacatte, Coromandel, de zuidoostkust van India. Na zijn studie in Utrecht ging hij naar Ceylon en werd in 1677 rector van het zogenoemde Malabaarsch seminarie in Naloer dat erop gericht was lokale jonge mannen op te leiden. Deze UU-alumnus die het goed met zichzelf getroffen had, was predikant, was rector van het seminarie en, … hij bezat meer dan dertig personen in slavernij.

Rond 1750 studeerden Willem Juriaan Ondati (vader van de bekende patriot Pieter Philip Juriaan Quint Ondaatje) en Hendrik Philipz theologie in Utrecht. Zij waren afkomstig uit Ceylon. In de krant werd bij hun terugkeer vol lof gesproken over deze: ‘beiden van d'Oosterse Zwarte Natie […] deeze wel bruinhuidige maar blankbezielde Oosterlingen’.

En dan het voorbeeld van Nicolaas Beets over de slavernij. Zeker, Beets, dichter, schrijver, predikant en hoogleraar kerkgeschiedenis en ethiek vanaf 1875, was tegen de slavernij. Hij dichtte daarover en schreef de zinnen:

 

Wij zijn wel zwarten,

Maar hebben harten,

Zoo goed als gij.

En zoo uw harten beter zijn,

Verlost dan de onzen van de pijn!

 

“Uytlandsche en ingebore duysterlingen”, “Wij zijn wel zwarten maar hebben harten”, “bruinhuidige maar blankbezielde Oosterlingen”! Dit is de rode draad die het Utrechtse koloniale verleden loopt. Ook de Utrechtse universiteit heeft in de ontmoeting met de mensen in de kolonie gehandeld op basis van een sterk westers-koloniaal superioriteitsdenken. Die mensen in de kolonie waren nog-niet-gelovige (en dan natuurlijk ‘ons’ christelijk geloof) en ‘nog-niet-ontwikkelde’. En dit superioriteitsdenken en slavernij liggen dan griezelig dicht bij elkaar.

De Olie-faculteit (1925-1950)

Het koloniale verleden van de universiteit komt wel heel pregnant naar voren in de zgn. Indologische faculteit die in 1925 van start gaat. Men sprak van de Olie-faculteit of soms de Suiker-faculteit omdat de olie- en suikerheren deze opleiding van de bestuursambtenaren in Indië financieel mogelijk gemaakt hebben. De ‘ideologie’ van deze faculteit was van een wel zeer conservatieve snit.

Van kolonie naar dekoloniseren

Na de Tweede Wereldoorlog werd de kolonie een ‘onder-ontwikkeld’ land, daarna een ‘ontwikkelingsland’, ‘de Derde Wereld’ of zoals de landen zichzelf noemden de ‘niet- gebonden’ landen. Ook Utrecht hielp bij de opbouw van onderwijs en onderzoek in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Universitaire ontwikkelingssamenwerking heette dat toen. De vraag is wel of het fundamenteel anders was vergeleken bij de eerdere periode.

 

Deze tekst is mede gebaseerd op een bijdrage van Henk van Rinsum in het Digitaal Universiteits Blad (DUB) van de Universiteit Utrecht. Zijn boek Universiteit Utrecht en koloniale kennis​ is hier te koop.

Geschreven door Henk van Rinsum Historicus en Antropoloog aan de Universiteit Utrecht. Jarenlang werkzaam geweest in de universitaire ontwikkelingssamenwerking aan de UU.

Extra info