De wederopbouw in Utrecht

5 min

Na de Tweede Wereldoorlog brak een tijd van wederopbouw aan. Dat betekende niet alleen het herstel van de oorlogsschade, maar ook veel nieuwe woningbouw en uitbreiding van de infrastructuur. Zo was er de elektrificatie van het spoorwegnet! In allerlei opzichten werd de provincie – net als de rest van het land – aangepast aan de moderne tijd. Bij de inrichting van de steden werd ook een scheiding van functies doorgevoerd. Wonen, werken en recreëren moesten vanaf nu plaatsvinden in afzonderlijke gebieden.

Het grondgebied van de stad Utrecht groeide in de jaren ’50 sterk. In 1954 verdubbelde Utrecht haar grondgebied vanwege de snel groeiende bevolking. De stadsdelen Kanaleneiland en Overvecht zijn uitbreidingen die dateren uit die tijd. De historische en grotendeels middeleeuwse binnenstad moest vanwege de toenemende drukte toegankelijker gemaakt worden voor het autoverkeer. Ook moest het economisch aantrekkelijker worden met nieuwbouw, kantoren en winkels. Industrie werd geweerd. Na de neergang van de metaalindustrie veranderde Utrecht van 'metaalstad' in een echte 'dienstenstad'. Dit is onder andere te zien aan de bouw van Hoog Catharijne en de Jaarbeurshallen, de demping van de Catharijnesingel (waar het water weer terug is) en de sanering van Wijk C. In de naoorlogse periode zijn door sloop veel oude stadsgezichten verloren gegaan.

Amersfoort

Na de oorlog werd ook Amersfoort uitgebreid met nieuwe stadswijken, al was het niet zo ingrijpend in het historische centrum als in de stad Utrecht. In de jaren '90 kreeg Amersfoort de eerste grote Vinex-locatie: Kattenbroek. In 2001 volgde Nieuwland en in 2002 begon de realisatie van Vathorst, eveneens een uitbreiding in noordelijke richting, rond het dorp Hooglanderveen. Veel oude cultuurelementen moesten verloren gaan om ruimte te maken voor deze uitbreidingen. Zo zijn veel boerderijen afgebroken. De overgebleven boerderijen staan er nu wat verloren bij tussen de nieuwbouw. Wel is geprobeerd in de ontwerpen rekening te houden met bestaande landschapsstructuren en deze waar mogelijk in te passen en te laten zien.

Het ontwerp van het ESSO-station in Vinkeveen is een voorbeeld van het ‘Nieuwe Bouwen’, een stijl die al voor de oorlog was ingezet door Gerrit Rietveld.

Maartensdijk en Vinkeveen

Ook in de andere steden van de provincie hebben zulke ontwikkelingen plaatsgevonden na de oorlog. De elektrische spoorlijn bij Maartensdijk en W.M. Dudok’s ESSO-station bij Vinkeveen zijn voorbeelden van na-oorlogse wederopbouwprojecten binnen de provincie. Het ontwerp van het ESSO-station in Vinkeveen is een voorbeeld van het ‘Nieuwe Bouwen’, een stijl die al voor de oorlog was  ingezet door Gerrit Rietveld. In de jaren ’80 en ’90 werden aan veel dorpsranden Vinex-wijken gebouwd en bedrijventerreinen aangelegd. Ineens schoten ook op veel plaatsen hypermoderne gemeentehuizen uit de grond. De stijl van zulke uitbreidingen paste meestal helemaal niet bij het oude dorpsgezicht.

Sloop en herstel

De houding van de mensen tegenover de historische architectuur van Utrecht veranderde in de jaren ’70. De sloop van verzekeringsgebouw 'De Utrecht' in 1974 vormde aanzet tot veel protest. In de binnenstad worden oude gebouwen juist gerenoveerd in de laatste jaren. Het stadhuis (inmiddels uitgebreid met nieuwbouw), ’s Rijks Munt en de Inktpot zijn voorbeelden hiervan. Een ander voorbeeld is de heropbouw van houtzaagmolen De Ster in Utrecht, in 1996. Onroerend erfgoed zoals Paleis Soestdijk, het Rietveld-Schröderhuis en De Zonnehof kregen bijvoorbeeld een museumfunctie of een andere bestemming die hun behoud garandeert.

Aanvullende informatie